Dienen in Duitsland
Militairen in Münster vieren een feestje. Het Eerste Duits-Nederlands Legerkorps bestaat vijftien jaar. Unieke eenheid. „Een heel legerkorps voor de helft van het geld.” Ook het 1 (GE/NL) Corps verkeert echter in de gevarenzone. Bezuinigingen dreigen.
Saartje dribbelt over straat. Ook de hond moet mee als z’n baas besluit te gaan dienen in Duitsland. Veel Nederlandse militairen nemen vrouw, kinderen en huisdieren mee over de grens naar Münster.
Historische stad, monumentaal slot, krap 70 kilometer achter Enschede. Al vijftien jaar wonen hier Nederlandse militairen aan de Wickenkamp, een keurig straatje in het stadsdeel Gievenbeck. Geraniums aan de gevel verraden de aanwezigheid van een Nederlandse enclave.
De oprichting van het Eerste Duits-Nederlandse Legerkorps in augustus 1995 is bijzonder. Twee landen besluiten, voor het eerst in de geschiedenis, hun legerkorpsen samen te voegen. Niet een beetje samenwerken, maar volledig integreren, onder één commando.
Bezuinigingen nopen tot de maatregel. Defensie kan niet langer een eigen korps in de lucht houden. Ook de oosterburen moeten woekeren met hun marken.
Het 1 (German/Netherlands) Corps krijgt de taak het grondgebied van de NAVO te helpen verdedigen en zo nodig vredesoperaties of humanitaire missies uit te voeren. Alles onder de wapenspreuk ”Communitate valemus”, zoiets als samen sterk.
Het korps, dat permanent beschikt over twee binationale ondersteunende bataljons, groeit in enkele jaren tijd uit tot ”NATO High Readiness Force Headquarters”. De NAVO kan zo’n snel inzetbaar hoofdkwartier binnen twintig dagen overal ter wereld aan het werk zetten en eventueel een troepenmacht van 50.000 man laten aansturen.
Legergroen
De staf van het Duits-Nederlands Legerkorps telt 400 militairen. Alle functies zijn eerlijk verdeeld: 45 procent voor de Duitsers, 45 procent voor de Nederlanders. De rest is voor Amerikanen, Belgen, Britten, Denen, Fransen, Grieken, Italianen, Noren, Spanjaarden en Turken.
„We zijn uitgegroeid van een binationaal tot een multinationaal korps met twaalf nationaliteiten”, zegt luitenant-generaal Ton van Loon (53). Commandant is bij toerbeurt een Duitser of een Nederlander. Om de drie jaar stuivertje wisselen. De drie-sterren generaal voert sinds april de legereenheid aan.
De voertaal is Engels. Officieel. Tussen het legergroen aan de Hindenburgplatz klinkt echter vooral veel Duits. De generaal schakelt zelf moeiteloos over van Nederlands naar Engels naar Duits.
Een paar decennia geleden had niemand het voor mogelijk gehouden dat Nederlandse en Duitse militairen samen onder één vaandel zouden dienen. Anti-Duitse sentimenten komt Van Loon echter niet tegen. „Ik merk er niets van.”
Hagelslag
Het leven in Duitsland is prima voor Nederlandse militairen. Aantrekkelijke buitenlandtoeslag, belastingvrij autorijden, bpm-vrij auto’s kopen, huurwoning van Defensie. Of de intrek nemen in de kazerne in het hartje van de stad. Als ”binnenslaper”.
De Nederlandse gezinnen wonen bij elkaar. Witgestucte huizen met rode baksteen. Op de oprit staan auto’s met grijs NAVO-kenteken. Op een steenworp afstand bevindt zich een Nederlands basisschooltje, schuin tegenover de ALDI. Wit gebouw, oranje zonneschermen.
„We zitten hier als Nederlanders echt niet elke avond bij elkaar”, vertelt Angela Steiger. „Iedereen gaat vooral z’n eigen gang. Alleen tijdens uitzendingen kom je wel wat vaker bij elkaar op de koffie.”
Ze woont met haar man en twee zoons nu vier jaar in Münster, na twaalf jaar Seedorf. Alle drie Steigers dienen in het leger. „Eén man bij Defensie is al erg genoeg”, verzucht ze. In oktober is het einde oefening. Waar de adjudant naartoe wordt overgeplaatst weet nog niemand. „Heel vervelend.”
Twee buurvrouwen komen aangewandeld. „Ik praat tegen alles wat beweegt”, verzekert Wanda Jansen, drie jaar in Münster. Contacten met Duitsers heeft ze echter nauwelijks. „Helaas.”
Nederlandse nieuwkomers verwelkomt ze graag direct. „Ze zullen maar even boortje 7 vergeten zijn.” Deze week ving ze de nieuwelingen van nummer 38 op. „Blijken ze hier in het verleden al jaren te hebben gewoond.”
Angela spreekt regelmatig oosterburen. Dankzij haar baantje –„broodjes smeren”– bij de plaatselijke bakker. „En we gaan bovendien regelmatig met collega’s uit eten.”
Missen doen de dames Nederland niet. Ook de hagelslag en het drop niet. „We doen regelmatig boodschappen in Enschede. „Ik neem altijd een stapel AH-folders mee”, lacht Wanda. „Voor de hele buurt.”
„Nederland is net om de hoek”, legt Marije ter Horst uit. Elke dag rijdt ze op en neer naar haar werk in Enschede. De kinderen (9 en 12 jaar) zijn uit school een uurtje alleen. „Als er iets is, kunnen ze zo bij de overburen aankloppen.”
Dorpsschool
De kinderen bezoeken de Hugo de Groot. „Een lekker klein dorpsschooltje”, zegt directeur Marie-Louise Heintges. Vijf leerkrachten, veertig kinderen. De groepen 1 en 2 zijn gecombineerd, evenals 3, 4 en 5, en 6, 7 en 8.
De schooltijden zijn aangepast. Om 15.00 uur gaat de bel, zodat de kinderen eventueel naar een Duitse sportclub kunnen. Veel gebruik maken de Nederlandse gezinnen daar niet van. „Op de kazerne zit ook een sportclub”, zegt Wanda. „Gratis. We zijn toch Nederlands genoeg om daar gebruik van te maken.”
Het schooltje valt onder de Nederlandse inspectie. De kleinschaligheid biedt grote voordelen. „We kunnen leerlingen individueel aandacht geven. Ik kan hen tijdens een excursie zo even achter in mijn auto meenemen. Dan hoef je niet altijd ouders te vragen om te rijden.”
De leerlingen krijgen behalve Nederlands ook Engels en Duits. „Na twee, drie jaar spreken ze een aardig mondje Duits. Op straat leren ze het meest.” Na de ‘Hugo’ bezoeken kinderen scholen in Münster of Enschede. Een busje pendelt twee keer per dag heen en weer.
Bezuinigingen
Gewapende militairen bewaken de kazerne bij de slagboom. Prikkeldraad op de afrastering moet ongewenst bezoek verhinderen. Het zeer snel verplaatsbare hoofdkwartier heeft twee keer vanuit Kabul het commando gevoerd over de ISAF-missie in Afghanistan. Voor 2013 staat mogelijk een nieuwe inzet op de planning.
De toekomst van het Eerste Duits-Nederlandse Legerkorps is daarmee niet veiliggesteld. Bezuinigingen uit Den Haag dreigen. VVD, PVV en CDA denken voor 300 miljoen in Defensie te kunnen snijden.
In de ”Strategische verkenningen”, de gezamenlijke zoektocht van Defensie, Financiën, Justitie, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken naar de toekomst van de krijgsmacht van 2020 tot 2030, staat ook Münster met naam en toenaam vermeld. Opheffing of halvering van het korps behoort tot de mogelijkheden.
Generaal Van Loon wijst er echter op dat het hoofdkwartier zijn nut heeft bewezen. „Dat staat buiten kijf. De inzet in Afghanistan was een groot succes. Bovendien geven wij onze ervaringen door in de training van Nederlandse brigades en Duitse divisies.” Ook de Fransen kloppen aan in Münster.
Bovendien is in moderne defensiepolitiek samenwerking het sleutelwoord. Alles moet tegenwoordig „joint” en „combined.” „Nationale operaties zijn nauwelijks denkbaar meer”, verklaart de grijzende generaal. „Voor Nederland al helemaal niet. Het moet multinationaal, dat staat als een paal boven water.”
Van Loon is realistisch genoeg om te beseffen dat zijn korps niet op voorhand de dans ontspringt. „Er staat niet automatisch een hek om Münster.” De generaal wijst tegelijk op het unieke van het 1 (GE/NL) Corps. „Nederland krijgt een heel legerkorps voor de helft van het geld.”