Rob (21) onderzoekt moorden
Het afgelopen jaar is voor de 21-jarige Rob ten Hove als het lezen van een thriller. Sinds de Rijssenaar in 2009 een eigen forensisch adviesbureau startte, helpt hij met het oplossen van moordzaken. Met succes.
Strak in het pak, zakelijke blik: als de deur van zijn ouderlijk huis in Rijssen opengaat, staat er een zelfbewuste ondernemer. Het is een uitstraling die Rob het afgelopen jaar ongetwijfeld vaak van pas is gekomen. „Ik moet op de grootste advocaten van Nederland durven afstappen.”
Als jongen droomde hij ervan technisch rechercheur te worden. Het loopt anders. „Toen ik van de havo kwam, bood hogeschool Saxion in Enschede net een nieuwe opleiding aan: crime science. Dat leek me nog veel leuker. Bij de recherche ben je vooral bezig met het onderzoeken van inbraken, maar met deze opleiding kan ik me richten op complexe zaken.”
Een stage bij forensisch onderzoeksbureau IFS in Hulshorst opent Rob de ogen voor zijn kansen een eigen bedrijf te beginnen. „Ik ontdekte dat er een kenniskloof zit tussen een forensisch onderzoeker en een advocaat. Forensisch onderzoekers schrijven een rapport over een moord, met technische details over bijvoorbeeld gevonden bloedsporen en DNA. Advocaten hebben echter vaak te weinig kennis om die rapporten goed te kunnen interpreteren.”
Rob besloot er zijn voordeel mee te doen. Vorig jaar begon hij een forensisch adviesbureau. Hij ontleedt nu rapporten van forensisch specialisten voor advocaten en particulieren. „Advocaten stellen mij de vraag: „Interpreteer nu eens alle forensische sporen rond de moord. Welke dingen zijn er ter verdediging van mijn cliënt aan te voeren?””
De stage bij IFS brengt Rob niet alleen op het idee een eigen bedrijf te beginnen, hij doet er ook de broodnodige ervaring op. Zo mag hij in 2009 meehelpen bij het DNA-onderzoek voor de Puttense moordzaak, waarbij twee mannen jarenlang onschuldig achter de tralies hebben gezeten. „Als ik deze kansen tijdens mijn stage niet gekregen had, zou ik nooit mijn eigen adviesbureau zijn begonnen. Voor een beginneling is het namelijk moeilijk je een plekje te verwerven binnen dit vakgebied.”
Na de start van zijn bedrijf komen er diverse opdrachten binnen. Zo adviseert hij de bekende strafrechtadvocaat G. J. Knoops. Begin 2010 krijgt Rob het voor elkaar om met zijn advies het onderzoek naar een moordzaak heropend te krijgen. Het betreft de moord op een man uit Hengelo, op 14 augustus vorig jaar, die met 32 messteken om het leven is gebracht. Vermoedelijke dader: vriend en buurman Bert G. Rob: „Het zag ernaar uit dat de man dertien tot veertien jaar cel zou krijgen voor de moord op zijn vriend. De politie was al overtuigd van zijn schuld. Maar ik heb aangetoond dat je vanuit de forensische rapportage helemaal niet kunt stellen dat deze man de dader is. Toen is de zaak heropend.”
Verduidelijkend: „Er zaten bloedsporen van het slachtoffer op zijn kleding, maar die kunnen er ook na de moord op gekomen zijn, toen G. hem vond. Of misschien is G. wel bij de moord aanwezig geweest, maar heeft hij de misdaad niet gepleegd. Ik heb verschillende alternatieve scenario’s aan de advocaat voorgelegd.”
Rob geniet van zijn werk, al is de druk soms hoog. Zo moet hij meteen na het interview naar een volgende afspraak, geeft hij eind deze week twee dagen cursus aan advocaten, gaat hij volgende week zelf een cursus bloedspoorpatroonanalyse volgen in Duitsland, moet hij nog lopende zaken afronden en is hij bezig met het oprichten van een eigen forensisch onderzoeksbureau naast zijn adviesbureau.
„Het is een kwestie van goed plannen. Ik stop er al een jaar superveel tijd en energie in, maar het gaat zich nu uitbetalen.”
Last van concurrentie zegt hij nauwelijks te hebben. Zeker, er zijn meer forensische advies- en onderzoeksbureaus, maar vaak zijn die óf in handen van de overheid, óf flink wat groter dan het bureau van Rob, aldus de jonge onderzoeker. Waarom die dan geen concurrentie vormen? „Advocaten gaan volgens mij niet graag naar een overheidsinstantie. Justitie stelt namelijk op grond van haar informatie een aanklacht samen, terwijl advocaten op zoek zijn naar een verweer. En grote onderzoeksbureaus zijn weer geen concurrent omdat die andere onderzoeken doen. Soms doen ze het hele onderzoek opnieuw.”
Bang dat hij te veel werk aanneemt, is hij niet. Rob werkt samen met twee oud-rechercheurs en als het werk hun echt boven het hoofd groeit, kan er altijd nog personeel worden aangenomen. Maar voorlopig denkt hij het wel te redden. „Voor veel zaken doe ik een beroep op onderzoeksbedrijven in het buitenland. Ik heb specifieke kennis van bloedspoorpatroonanalyse, maar helemaal niet van bijvoorbeeld forensische pathologie of haaronderzoek. Dan geef ik de zaak aan andere instanties door.”
Wat hij het allerleukst aan zijn werk vindt, is de complexiteit van zijn vak. „Het verder kijken dan je neus lang is.” Had hij een opleiding voor rechercheur gedaan, dan was er volgens Rob een aanloop van vijftien jaar nodig om te komen tot wat hij nu doet.
Bovendien vindt hij het mooi dat hij naar eigen zeggen met zijn kennis iets kan betekenen waar politie en justitie in gebreke blijven of zelfs moedwillig zaken manipuleren. „Bij de buitenwacht staan deze instanties bekend als onafhankelijke organisaties. In 99 procent van de gevallen zijn ze dat ook. Maar een op de honderd keer dus niet. Dan wordt er bijvoorbeeld bewijsmateriaal achtergehouden, omdat ze bij justitie anders de zaak niet rond kunnen krijgen. Of justitie is zo vol van een zaak dat er een tunnelvisie ontstaat.”
Ondanks de zelfverzekerdheid waarmee Rob spreekt, schrikken zijn klanten wel eens van zijn leeftijd. Dat snapt hij, maar hij ligt er niet wakker van. „Als ik kan laten zien dat ik wat in huis heb, speelt mijn leeftijd niet meer. Kennis is macht.”