Evangelist Bor neemt na dertig jaar werkzaamheid afscheid van Gent
GENT – Meer dan dertig jaar is Henk Bor het vertrouwde gezicht van de evangelisatie in het Belgische Gent geweest. Morgen neemt hij afscheid.
De naam Bor klink bekend in reformatorisch Nederland. Een broer, Theo Bor, is directeur van de Bond tegen het vloeken; een andere broer, Jan Bor, is directeur van de Stichting Hulp Vervolgde Christenen.
Henk Bor: „Ik ben in Ameide opgevoed door godvrezende ouders. Als mijn vader, die een meelfabriek had, naar de beurs ging, ging hij eerst op de knieën. Mijn moeder vertelde op gezelschappen hoe ze met een drie-enig God verzoend was. Mijn broer Wim, die het syndroom van Down had en die later verongelukt is, praatte met iedereen in het dorp vrijmoedig over God.”
Henk Bor had een schildersbedrijf en liep rond met een roeping voor dominee. De roeping resulteerde uiteindelijk in een aanstelling als evangelist België. Dat het Gent zou worden, was eerst niet duidelijk. De commissie Oost-Vlaanderen van de Christelijke Gereformeerde Kerken, die bestaat uit de gemeenten Barendrecht, Sliedrecht, Dordrecht, Werkendam en Middelharnis, kreeg het niet voor elkaar om elders ruimte voor een kerk te verkrijgen. De pastoor in Zelzate bijvoorbeeld verbood een gemeentelid om een winkel te verhuren voor protestantse evangelisatieactiviteiten.
Het evangelisatiewerk is in Gent vanaf de grond opgebouwd. In augustus 1977 hield Bor de eerste dienst met als tekst: „Ik heb nog andere schapen die van deze stal niet zijn.” Die andere schapen waren heel verschillend. Duizenden mensen hebben het Evangelie gehoord uit de mond van de evangelist: ‘gewone’ kerkgangers, schippers, gevangenen en allerlei andere Gentenaars. Bor ging voor in kerk- rouw- en trouwdiensten, verzorgde Bijbelstudies, bezocht schippers, deed aan straatevangelisatie en kent de gevangenis in Gent van binnen.
Het aantal kerkgangers tijdens de diensten nam geleidelijk toe van 10 à 15 in het begin tot 35 à 50 nu. Heel wat schippers die in Gent aanleggen, hebben de zondagse diensten bezocht.
Het verhaal van Teuntje, een dochter van een bevriende schipper, zal hem altijd bijblijven. Toen ze kanker had sprak hij haar tijdens een bezoek op het schip aan. Hij zei dat het een wonder was dat ze nog een ziekbed kreeg en kon bidden om bekering. „Teuntje, heb je een versje waar je veel van houdt?” vroeg hij. „Ja, ’s Heeren goedheid kent geen palen”, antwoordde ze. „Toen heb ik met haar over ziekte, dood en eeuwigheid gesproken.
Enige tijd later – ze was toen heel ziek – bezocht ik haar weer en vroeg haar: „Teuntje, heb je nog een versje?” „Ja. God heb ik lief”, zei ze. „Heb je God echt lief?” vroeg ik. „Ja,” zei ze.”
Onlangs belde een ex-gedetineerde en ex-drugsverslaafde hem op met de vraag of hij zijn huwelijkssamenkomst wilde leiden. „De stoet kwam aanrijden in limousines en met een filmploeg die opnamen maakte voor een televisie-uitzending. Tijdens die dienst waren veel mensen uit het caféleven aanwezig die het Woord misschien nooit gehoord hadden.”
De evangelist staat regelmatig op de markt in Gent om Bijbels aan de man of vrouw te brengen. Eens sprak hij iemand aan die zei dat hij een atheïst was. „U hebt een groot geloof. Kijk eens naar die mooie bomen. Hoe zouden die er gekomen zijn?” vroeg Bor. De man mompelde: „Er zal wel iets zijn,” en liep verder. Bor: „Het moet je gegeven worden om op het juiste moment het goede te zeggen. Dat doet God.”
De bijzonderste dingen maakte hij mee in de gevangenis, waar hij sinds 1992 als aalmoezenier werkt. Mark was een drugsdealer en bendeleider uit Antwerpen die tegen Bor zei dat hij niets verkeerd gedaan had.
Bor gaf hem een Bijbel. „De Bijbel ging hem lezen en overtuigde hem van zijn zonde. Hij schreef dat hij verdriet had over zijn zonde en dat hij God wilde dienen. In de gevangenis werd hij zo veranderd dat hij later mijn ouderling werd. Toen er sprake van was dat hij vier jaar langer in de cel moest blijven, zei hij dat hij het verdiend had. Dat is, mede dankzij mijn getuigenis voor de rechter, niet gebeurd. Nu is hij chauffeur op Spanje. Hij voelt de verleidingen van de drugshandel als hij daar komt en bidt dan of de Heere hem helpen wil.”
De evangelist, die weet dat zijn werk niet tevergeefs is geweest, is blij dat er een opvolger gevonden is en dat het werk doorgaat. Hij blijft niet in Gent wonen maar zal zich vestigen in Poederoijen, waar hij, als de classis toestemming geeft, deze herfst bevestigd zal worden als lerend ouderling van de kleine christelijke gereformeerde kerk in die plaats.