Vergeet Calvijn in Zuid-Afrika niet
De tiende conferentie van het International Congress for Calvin Research was vorige week te gast in Bloemfontein, de hoofdstad van de voormalige Boerenrepubliek Oranje Vrijstaat. Op zich was dat geen vreemde keus.
Behalve dat er in deze Zuid-Afrikaanse stad een universiteit is waar de bestudering van de hervormer van Genève gelukkig nog geen verleden tijd is, zouden er nog meer redenen te bedenken zijn. Onder meer dat het land vanouds invloedrijke kerken uit de gereformeerde traditie kent.
Toch zou naar aanleiding van het congres ook de vraag gesteld kunnen worden of het erfgoed van Calvijn in een land dat pas zestien jaar geleden is omgevormd van een apartheidsstaat in een democratische multiraciale samenleving nog wel zo op zijn plaats is. Deze vraagstelling kan zelfs zo klemmend worden, dat men wellicht tot de conclusie zou kunnen komen dat Zuid-Afrika Calvijn maar beter kan vergeten. Heeft zijn gedachtewereld niet mede de ellende van het oude Zuid-Afrika bepaald? Niet dat men op het congres deze gedachte heeft geopperd. Integendeel, maar het populaire beeld van Calvijn, vooral van degenen die niet echt gezegend zijn met kennis van de hervormer, blijft een dergelijke suggestieve verdachtmaking nog steeds voeden.
Apartheid
Onlangs verscheen er een Nederlandse vertaling van een boek dat zichzelf aankondigt als „een aangrijpend epos over de geboorte van Zuid-Afrika.” Trots heeft de schrijver, de journalist Dominique Lapierre, op de cover laten zetten dat er wereldwijd al meer dan een half miljoen exemplaren zijn verkocht. Ter ondersteuning zijn prinses Irene en de voetbaltrainer Foppe de Haan bereid geweest om hun lof toe te zwaaien aan de schrijver van dit „indrukwekkende” boek.
Onlangs heeft in deze krant een interview gestaan waarin de vraagsteller de schrijver terecht wat kritischer aan de tand voelt. Het boek, met de titel ”Een regenboog in de nacht”, blijkt een zwart-wit verhaal. Alles wat met antiapartheidsstrijd te maken heeft, wordt kritiekloos verheerlijkt, terwijl allen die de mening van het ANC niet delen, op ongenuanceerde wijze worden afgeschreven als racisten die met de nazi’s van Duitsland op één hoop kunnen worden geveegd.
En de grote held van het apartheidsregime was volgens Lapierre de reformator van Genève, Johannes Calvijn. Met zijn vreselijke verkiezingsleer gaf hij de boeren een legitimatie voor hun racistische opvattingen. Dat is kortweg het bepalende element in de geschiedenis van Zuid-Afrika vóór Mandela. Calvijn is de vader van de apartheid.
Nu geeft de schrijver niet direct de indruk dat hij ooit zelf iets van Calvijn heeft gelezen. Hij bedankt een zekere George Dayanand –van wie geen Calvijnkenner ooit iets gelezen heeft– voor diens informatie over Calvijn. Deze Zwitserse monnik die in India in een hulpverleningsproject werkt, heeft kennelijk genoeg betrouwbare kennis overgedragen waardoor Lapierre meent dat hij zijn centrale these daarmee kan onderbouwen.
We zouden ons niet direct veel hoeven aan te trekken van het oordeel van deze populaire schrijver, ware het niet dat zijn boek –ook in Nederland– weer eens een suggestieve versterking geeft van een absoluut unfaire karikatuur van Calvijn. Wie dit „epos” voor waarheid houdt, kan alleen maar afkeer krijgen van Calvijn.
Levende traditie
Wie echter meer wil weten over de invloed van Calvijn op Zuid-Afrika kan beter te rade gaan bij de bijdrage van Dirkie J. Smit in het vorig jaar verschenen boek ”Het calvinistisch ongemak” (Kok, Kampen). Deze hoogleraar uit Stellenbosch laat zien dat Calvijn in Zuid-Afrika zeker genuanceerder ligt. In de theologische strijd rond de legitimatie of bestrijding van apartheid is Calvijn door beide partijen als inspirator beschouwd.
Het is allereerst al de vraag of we een zestiende-eeuwse hervormer uit een Zwitserse stad naar een kolonie aan de zuidpunt van Afrika kunnen laten verhuizen om hem de zondebok te maken van alles wat er mis is gegaan. Het verhaal van zijn invloed is echter veel spannender en diverser dan dat hij het instrumentarium heeft geboden voor de apartheid. Daarom is het boeiend om te zien dat zij die werkelijk serieus willen ingaan op de grote problemen van Zuid-Afrika, de erfenis van Calvijn zeker niet onbenut zullen laten. Als het gaat om vragen van sociale gerechtigheid, rijkdom en armoede, verzoening en vreemdelingschap blijkt Calvijns denken op verrassende wijze een „levende traditie” te zijn.
Verzoening
Het Calvijncongres was gast van de universiteit van de Vrijstaat, voorheen een bolwerk van blank conservatisme. Sinds vorig jaar is prof. Jonathan D. Jansen de rector. Ondanks zijn oer-Hollandse naam is hij zo zwart als de meeste inwoners van de regenboognatie. Tijdens een diner dat het Calvijngenootschap werd aangeboden, gaf hij een korte speech. Voor mij persoonlijk was deze toespraak de bijzonderste ervaring van een boeiende en inspirerende week. Niet omdat de hoogleraar iets over Calvijn zei. Zijn deskundigheid, die hij aan de Stanford Universtity in de Verenigde Staten verwierf, ligt op het terrein van de onderwijskunde. Maar de charismatische wijze waarop hij voor ons zijn toekomstvisie voor Zuid-Afrika schilderde, had wel iets ”calvijns”. Het was een boodschap van hoop en verzoening.
Jansen vertelde van zijn eigen verbitterde verleden in de anti-apartheidsstrijd, waarin er voor hem maar twee uitgangen leken te zijn: de gevangenis of de dood. Maar hij gaf ook getuigenis van hoe hij dwars door alles heen heeft leren zien dat er alleen toekomst voor Zuid-Afrika kan zijn als er werkelijk geleerd wordt wat verzoening betekent.
De rector schreef een boek met de titel ”Knowledge in the blood” (Stanford University Press, 2009). Daarin onderzoekt hij de moeite die de jonge blanke Afrikaners hebben om te aanvaarden dat ze niet meer tot de superieure minderheid behoren, maar moeten leren leven met het nieuwe Zuid-Afrika. Het bijzondere is dat hij laat zien hoe hij deze „verkrampte” jeugd niet afschrijft maar juist opzoekt.
Hij stelt daarbij zijn eigen positie in de waagschaal. Op de universiteit vond vorig jaar een racistisch incident plaats. Vijf jonge blanke studenten hadden een filmpje op YouTube gezet waarin ze een aantal zwarte schoonmaakster op een vreselijke manier vernederden. Jansen vertelde dat hij de foto’s van de jongens in zijn kamer had opgehangen om ze goed in de ogen te kijken. „En toen zag ik”, zei hij, „wie ik zélf was geweest in al mijn bitterheid en haat. En daarom kon ik deze jongens niet laten vallen, maar moest ik hen helpen.”
De Cosatu –de zwarte vakbond– was woedend en wilde dat de rector direct ontslagen zou worden omdat hij de jongens nog een nieuwe kans wilde geven. Maar Jansen zit er gelukkig nog, en mede geïnspireerd door dit geloof in waarheid en verzoening –een overtuiging waarvan Calvijn zou zeggen dat die niet slechts van beneden maar ten diepste van boven geschonken wordt– is er hoop voor Zuid-Afrika. En het is goed dat Calvijn daar via zijn vertegenwoordigers ook een woordje blijft meespreken.