Vriendenboek voor een Veluwse landjonker
Een vriendenboek bij de zeventigste verjaardag van historicus R. M. Kemperink, die wordt getypeerd als ”verschijning in de groenloden jas, het jagershoedje, de pijp en het meer schrijden dan lopen”, te vergelijken met ”een adellijk heer”.
Twintig vrienden wijdden een artikel aan hem, over thema’s die bij de oud-docent van de vroegere Noordelijke Leergangen grote belangstelling genoten: de middeleeuwen en de historie van Gelre/Gelderland, Apeldoorn en Amersfoort. „Een bonte stoet personen die een stempel op hun tijd gedrukt hebben” passeert de revue. Kardinaal Nicolaas Capocci bijvoorbeeld, die het bisdom Utrecht achterliet met schulden en studiebeurzen. Of Willem Anne Schimmelpenninck van der Oije, die ooggetuige was van de patriottenopstand in Arnhem. Zeer gedetailleerd en specialistisch soms, zodat het grosso modo een boek voor fijnproevers is, dat zich ook niet integraal laat bespreken.
Ik haal enkele momenten voor het voetlicht. Het verhaal over genoemde kardinaal is daarom interessant omdat er aanvankelijk, na het overlijden van bisschop Jan van Diest op 1 juni 1340, onder de kanunniken onenigheid uitbrak, hetgeen resulteerde in de keuze van twee bisschoppen: Jan van Bronkhorst, gesteund door hertog Reinald II van Gelre, en Jan van Arkel, kandidaat van graaf Willem IV van Holland. Paus Benedictus XII benoemde toen zijn kapelaan Capocci, maar nog in hetzelfde jaar trad hij terug, waarna uiteindelijk toch Jan van Arkel op de bisschopszetel kwam.
Wie geïnformeerd wil worden over ”virginaalspeelsters”, vrouwen aan het virginaal, een soort klavecimbel bespeeld door maagdelijke jongedames, leze het hoofdstuk over zeventiende-eeuwse Hollandse genreschilderijen, waarin vijf van zulke speelsters, die door bekende schilders op het doek zijn vereeuwigd, voor het voetlicht komen.
Wie nog nooit van ”diaconiedoden” heeft gehoord leze het hoofdstuk over de uitbarsting van de patriottenbeweging in Arnhem (1782). De Joodse koopman David Abraham Meyer wilde zijn tabakszaak uitbreiden met het stuk kerkhof voor zijn perceel. Zulks geschiedde, met ruiming van graven, en buiten de Velperpoort werd een nieuwe begraafplaats aangelegd. Alle door de diaconie ondersteunde armen moesten daar voortaan worden begraven. Gevolgen: volksoploop, kerhofoproer.
Ik zou ook nog willen wijzen op het hoofdstuk ”Kerkegarven, gaekoorn, tienden en andere rechten van de kerk van Beekbergen”. Maar ik beperk me verder nog tot één specifiek hoofdstuk.
Een wat vreemde maar interessante eend in deze historische bijt vormt namelijk een hoofdstuk van Elze Luikens, onder andere medewerker aan het Biografisch Woordenboek Gelderland, over de vraag: ”Was de Veluwse godsdienstoefenaar Teunis Beugel (1763-1834) ook een historicus?” Deze Apeldoornse Amsterdammer liet zijn levensverhaal na in zijn ”Historisch Verhaal der Bekeering tot God” (uitgave J. van Golverdinge, Den Haag, 1835). De schrijver typeert hem als „een zwaarmoedig gelovige” en positioneert hem in de kring van „de meer bevindelijke stroming, waar geloofservaring hoger werd aangeslagen dan theologische kennis.” Behalve zijn bekering wordt in de titel van het boek verder gemeld „de verdere voortleiding op den weg van geloof en godzaligheid, door licht en donker, zoet en bitter.” De auteur van het artikel zegt dat Beugel van geloofscrisis naar geloofscrisis ging.
Dat in dit artikel de vraag aan de orde komt of hij ook historicus was, heeft te maken met het feit dat hij zich in de patriottentijd (1780-1787) ophield in het Oranjekamp en hij in zijn biografie menig voorganger noemt die door hem als rechtzinnig wordt gekwalificeerd, met de toevoeging „en biddend voor de stadhouderlijke familie.” Ds. Petrus Broes (1726-1797) was hem „in mijnen eerste tijd, en ook wel naderhand” tot bijzondere zegen geweest, een man van ”de oude beproefde waarheid” maar nochtans een voorstander van de patriottische partij, wat Beugel zeer onwelgevallig was.
Intussen voelde Beugel zich geroepen aan huis „oefengezelschappen” te beginnen, omdat het geloof in Apeldoorn „dor en droog” was. Hij overleed vier dagen voordat in 1834 met Hendrik de Cock de Afscheiding begon. Toen werd de betekenis gevoeld van Gerrit Teunis Beugel voor „de zogeheten Veluwse Separatisten of Afgescheidenen.” Daar werd hij tot de oudvaders gerekend en tot in de twintigste eeuw ”Vader Beugel” genoemd. Hoewel Beugel niet te vergelijken is met „grootheden als Wagenaar, Kluit en Bilderdijk”, zegt de schrijver, is zijn invloed op de geschiedenisopvatting van de ‘eenvoudigen in den lande’ niet gering geweest. God, Nederland en Oranje! De historicus dr. C. Smits, schrijver van ”De Afscheiding van 1834”, rekende hem zelfs tot „de Gelderse gereformeerde kerkvaderen van de negentiende eeuw.”
Ik viste slechts wat krenten uit de pap van dit vriendenboek. Wellicht worden lezers ook nieuwsgierig naar verhandelingen over ”de Varusschlacht”, het Herenhul te Engelanderholt en middeleeuws Randenbroek bij Amersfoort. Dat ik aan het verhaal over Beugel extra aandacht gaf, behoeft dunkt me geen uitleg.
Veluwse en andere geschiedenissen. Liber amicorum drs. R. M. Kemperink, B. G. J. Elias e.a. (red.); uitg. Verloren, Hilversum, 2010; ISBN 978 90 8704 172 4; 280 blz.; € 29,-.