„Weinig besef van zending in eigen land”
AMERSFOORT – Dat overzeese zending noodzakelijk is, is voor veel gereformeerde christenen geen vraag. Veel minder besef van urgentie is er als het gaat om zending in Nederland.
Dat schrijft Anja van Maanen-Hoekman in haar masterscriptie voor de studie theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Van Maanen, werkzaam als toeruster bij de IZB, de vereniging voor zending in Nederland, onderzocht of er door gereformeerde binnenlandse zendingsorganisaties, zoals de IZB, voldoende is geleerd van overzeese zendingservaringen. Als het gaat om de relativering van eigen tradities is dat onvoldoende, concludeert ze. „Bij overzeese zending accepteert het merendeel van de gereformeerde christenen dat niet alle gewoonten kunnen worden gekopieerd. Bij zending in Nederland stuit diezelfde relativering vaak op verzet.”
Als voorbeeld noemt ze het omgaan met relaties. „In het buitenland komt het nog wel eens voor dat een man meerdere vrouwen heeft. Als zo iemand tot geloof komt, gunnen we hem een gewenningsperiode. In Nederland gaan we echter zo niet om met mensen die samenwonen en zich bij een kerk aan willen sluiten. De experimentele ruimte voor bijvoorbeeld een zendeling in Kenia is dus blijkbaar groter dan die voor een gemeentestichter in Amsterdam.”
Daarnaast mist Van Maanen bij gereformeerde christenen het gevoel van urgentie voor zending in Nederland, terwijl dat er voor overzeese zending wel is. „Er is veel zendingsliefde voor de verre naasten, maar we vergeten bij wijze van spreken de buren om de hoek.”
Het gebrek aan urgentie noemt ze schrijnend. „Alleen al de Protestantse Kerk in Nederland verliest wekelijks zo veel leden dat er twee middelgrote gemeenten verloren gaan. Veel christenen schijnen daar niet wakker van te liggen. De zendingsopdracht uit Mattheüs 28 wordt zo weinig serieus genomen. Dat doet mij pijn.”
Mensen bewust laten worden van de noodzaak van zending in eigen land is een weerbarstig proces, stelt de IZB’er. „Gereformeerde christenen zijn veel naar binnen gericht. Ze houden zich bezig met hun persoonlijke heilszekerheid of met interne kerkelijke problemen.”
Volgens Van Maanen staan veel mensen niet bewust afwijzend tegenover zending in Nederland, maar is er eerder sprake van onmacht en verlegenheid. Begrijpelijk, maar niet goed, vindt ze. „Ik weet soms ook niet hoe ik de ander moet bereiken. Isolement is echter niet de oplossing. We moeten juist bewust zoeken naar contacten met niet-gelovigen.”
Zending is een belangrijke taak van de christelijke gemeente, stelt Van Maanen. „Het boek Handelingen beschrijft dat het Evangelie vanuit de moedergemeente in Jeruzalem golfde door het Midden-Oosten. Nieuwe gemeenten bedreven op hun beurt ook weer zending. Gemeenten waren dus per definitie missionair. Dat moet ons tot voorbeeld dienen.”
Verrassend vond Van Maanen het om tijdens het schrijven van haar scriptie te ontdekken hoe de Heere Jezus omging met missionaire situaties. „De Heere Jezus stelt zich in zijn omgang met de Samaritaanse vrouw heel ontvankelijk op, als een vermoeide, dorstige man. Hij heeft iets van haar nodig.”
Van die houding kunnen wij leren, stelt de toeruster. „Wij zijn vaak zo vol van onze boodschap dat we te weinig oog hebben voor onze doelgroep. Laten we ons net als de Heere Jezus kwetsbaar en afhankelijk opstellen en ons afvragen hoe we een ander bij het Evangelie kunnen betrekken. Concreet: Vraag aan de mensen uit de buurt of ze mee willen helpen bij het opknappen van de dorpskerk. Wie weet wat voor mooie gesprekken dit oplevert.”