Verleiding
Mattheüs 13:3
„Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.” Het Woord dat door de wereld en zijn rijkdommen wordt bezet, is het zaad dat in de doornen gezaaid is. De hoorder hoort dat Woord, hij neemt het aan, hij gaat ermee naar zijn tijdelijke beroep en bezigheid, en bewaart het lang in zijn geheugen.
Maar de zorgvuldigheid van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstrikken het Woord en het wordt onvruchtbaar. Het is niet de rijkdom op zichzelf; als die goed gebruikt wordt, is die een zegen. Maar ik bedoel de misbruikte rijkdom, die de mens verleidt tot weelde en wellust. Deze zijn als doornen en distelen die het goede zaad van Gods Woord in de ziel verstikken, zodat het niet behoorlijk groeien kan. Zij maken zich meester van de ziel en beletten dat er niets goeds kan huisvesten.
Zulke doornen en distelen maken het Woord onvruchtbaar en verhinderen een rijk ingaan in Gods Koninkrijk. Zulken vond Jezus ook onder zijn toehoorders, toen Hij uitging om te zaaien. Ik noem als voorbeeld de rijke overste die, toen Jezus hem geraden had zijn goederen te verkopen en uit te delen aan de armen, bedroefd wegging. Want hij was zeer rijk.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De parabel van de zaaier”, 1752)