Verhalen over roerig Congo
De Vlaamse auteur David Van Reybrouck schreef een boeiende en inzichtgevende geschiedenis van een van de roerigste landen van Afrika: Congo.
De Democratische Republiek Congo viert dat ze vijftig jaar onafhankelijk is van België, en dat heeft in ons buurland tot veel aandacht geleid. Veel Belgen hebben een familielid met een historie in ‘de Kongo’. Zo ook David Van Reybrouck, wiens vader er enige tijd vertoefde. Op zijn zoektocht naar diens verhaal ontstond zijn inmiddels veelgeprezen geschiedenis van Congo.
Wat het boek bijzonder leesbaar maakt, is dat Van Reybrouck ervoor heeft gekozen vele ooggetuigen in te voeren. Hij bracht honderden uren door met jonge en vooral oude Congolezen. Het houdt de vaart in het boek en biedt, geïntegreerd in de grote geschiedenis, een perspectief van ‘onderaf’. Van Reybrouck wilde voorkomen een puur westers relaas over Congo te schrijven.
Het boek opent met gesprekken met ene Etienne Nkasi, die op de vraag naar zijn geboortedatum rap antwoordt met 1882. Het lijkt te mooi om waar te zijn, maar het geheugen van Nkasi blijkt terug te grijpen tot de tijden van de eerste Belgische missionarissen en de periode dat de Britse ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley rond 1880 door Congo reisde. Nkasi weet allerlei feitjes en personen op te dissen uit deze vroege jaren, die het voor Van Reybrouck werkelijk aannemelijk maken dat de man zo oud is.
Niet alle getuigen die Van Reybrouck spreekt, hebben even spectaculaire verhalen als Nkasi. Orale geschiedenis brengt bovendien het gevaar van verdichting mee. De kans is reëel dat de geïnterviewde Congolezen niet altijd het achterste van hun tong laten zien, zeker niet als het gaat om de rol van de Belgische kolonisator. Van Reybrouck schetst al met al echter een behoorlijk evenwichtig beeld van de rol van België in ‘de Kongo’. Hij maakt duidelijk dat er in Congo veel Belgen (missionarissen, ambtenaren, handelslui) leefden die met de beste bedoelingen opereerden, maar verliest ook de keerzijde niet uit het oog.
Interessant is te lezen hoe het beeld van de Congolezen ten opzichte van hun koloniale ‘meesters’ in de loop der tijd diverse keren verschoof. Na de Eerste Wereldoorlog, waarin veel Congolezen werden ingezet als militair of kracht in de oorlogsindustrie, verlangden velen terug naar de tijd voor de komst van de blanken. Kort na de volgende wereldoorlog was het perspectief radicaal anders: steeds meer mensen streefden naar een „blanke levensstijl.” Ontwikkelde Congolezen (”évolués”) wilden assimileren en vroegen om privileges. De koloniale regering besloot die uiteindelijk aan een beperkt aantal ‘gelukkigen’ toe te kennen, die daarvoor moesten voldoen aan een groot aantal criteria. At de évolué thuis bijvoorbeeld met bestek?
Lang kon deze situatie echter niet duren. In de tweede helft van de jaren 50 werd het devies: „Wij willen beschaafde Congolezen zijn, geen Europeanen met een zwarte huid.” De onafhankelijkheid was nabij. De overdracht verliep absurd snel, waardoor het land zich „dansend van onwetendheid” naar de „afgrond van de onafhankelijkheid” begaf.
Van Reybrouck schrijft er tot het einde boeiend over, via de verhalen van de grote mannen van de onafhankelijkheid, Lumumba en Kasavubu, de latere president Mobutu en de Oost-Congolese rebellenleider Nkunda tot het relaas van de Congolese zakenman Jules Bitulu, die anno 2010 in de Chinese stad Guangzhou fortuin maakt.
Congo. Een geschiedenis, David Van Reybrouck; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 234 58661; 680 blz.; € 24,90.