Secretaresse Arkan belast Milosevic zwaar
Een secretaresse die tijdens de oorlogen in ex-Joegoslavië in de jaren ’90 op het hoofdkwartier van de beruchte Servische militieleider Arkan werkte, heeft woensdag een belastende verklaring afgelegd tijdens het Milosevic-proces.
De inmiddels vermoorde Arkan, die eigenlijk Zeljko Raznjatovic heette, richtte op 11 oktober 1990 de SDG op, de Servische Vrijwilligersgardes, die bekend werden als de Arkan-Tijgers. Die hielden vooral in 1991 en 1992 onder moslims en Kroaten huis tijdens de oorlogen in Kroatië en Bosnië.
De Tijgers, die verantwoordelijk worden gehouden voor tal van moorden, kunnen op het eerste gezicht een privé-militie lijken, waarmee de toenmalige Servische president Slobodan Milosevic niets te maken had. De secretaresse, die onder de codenaam B-0129 getuigde, legde echter het ontbrekende verband: „Arkan zei altijd: zonder bevelen van de DB, de Servische Staatsveiligheidsdienst, zouden de Tijgers nergens worden ingezet.”
Milosevic pleegt te zeggen dat hij niets met oorlogsmisdaden in de buurlanden Kroatië en Bosnië te maken had. Het getuigenis van B-0129 steunt echter de hypothese van de VN-aanklagers dat Milosevic de facto de plegers van oorlogsmisdaden in de buurlanden leidde.
Deze hypothese krijgt verdere steun door haar uitspraak dat de Servische staat de Tijgers financierden. Volgens B-0129 kregen Arkans Tijgers miljoenen Duitse marken van de Servische Staatsveiligheidsdienst.
Hoe gewelddadig en misdadig de Tijgers optraden, blijkt uit de uitspraak van B-0129 dat zij op het hoofdkwartier had gehoord dat de Tijgers geen krijgsgevangenen hadden. Gevangen vijanden werden gedood.