Kerk & religie

Ook Assels graven zullen eens opengaan

Stil is het er zeker - op het altijd aanwezige geruis van de A1 na. Maar ’t is een doodse stilte, hoezeer de natuur ook haar best doet de zaak te verbloemen.

A. de Heer
16 April 2003 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 00:16
ASSEL - De Natuurbegraafplaats in het Gelderse Assel, prachtig gelegen te midden van uitgestrekte bossen. De schoonheid ervan zou je bijna doen vergeten dat het hier om een dodenakker gaat. - Foto RD, Henk Visscher
ASSEL - De Natuurbegraafplaats in het Gelderse Assel, prachtig gelegen te midden van uitgestrekte bossen. De schoonheid ervan zou je bijna doen vergeten dat het hier om een dodenakker gaat. - Foto RD, Henk Visscher

Wat heeft een gezond mens te zoeken op een dodenakker? Wie ooit de natuurbegraafplaats in het Gelderse Assel, nabij Apeldoorn, heeft bezocht, weet dat zelfs zo’n plaats móói kan zijn. Meer nog: paradijselijk - maar dat woord past uitgerekend híér niet.

De locatie is prachtig, zo te midden van de uitgestrekte bossen, even bezijden de klinkerweg richting Assel. Het kerkje, Heilige Geestkapel geheten, geeft het geheel een wat romantische sfeer. Her en der staan jeneverbessen, verder metershoge bomen. Van omheining is maar beperkt sprake.

Ja, mooi is deze plaats, opgenomen in een uitgave over stiltecentra in Nederland, wel. Wie echter een beetje besef heeft van de ernst van dood én eeuwigheid, ziet in dat ook deze schijn bedrieglijk is.

Kerkhof en kerkje dateren van 1941. Het was de wens van W. J. M. Westerwoudt, grootvader van de huidige twee beheerders, om dit terrein in te richten als familiebegraafplaats. Het werd meer dan dat. „Inmiddels worden hier mensen uit heel Nederland begraven”, zegt beheerder Jaap Westerwoudt. „Zo’n beetje elke week wel één. Al komen de meesten toch nog altijd uit Apeldoorn en omgeving.”

Wat drijft hen, of hun familieleden, om juist hier, in de natuur begraven te willen worden? „Ik weet niet of daar iets speciaals achter zit. Het is meer het vrije, denk ik. Het niet op een rijtje te hoeven te liggen. En graven zijn hier voor onbepaalde tijd.”

De graven liggen verspreid tussen de bomen. Graven van oude mensen, een 99-jarige bijvoorbeeld: 10-03-1898 - 23-02-1998. Maar ook van jonge mensen. Een 20-jarige: 22-1-1973 - 12-8-1993. Kinderen liggen hier eveneens. „Zo’n dertig”, schat Westerwoudt. „Dat zijn wel de aangrijpendste begrafenissen. Die doen je wat.” Het graf zegt nooit: Het is genoeg.

Een boomklevertje roept. Zijn soortgenoot, een eindje verderop, geeft antwoord. Beneden scharrelt een merel - over een grafsteen. De narcissen staan in volle bloei. In een van de houten toegangshekken zit een gat; het werk van een specht. ”En eeuwig zingen de bossen, mijn allerliefste Betty”, vermeldt een zerk. Een andere: ”Altijd zullen de vogels voor je blijven zingen”.

De natuur heeft hier vrij spel, zo blijkt uit alles. Te vrij, zo nu en dan. Westerwoudt: „Soms bellen mensen me boos op: De neergelegde rozen zijn verdwenen. Tja, zeg ik dan, dat doen de reeën. Die houden daar wel van.” Ook wilde zwijnen zijn berucht. „Die hebben een keer zelfs een aantal graven op z’n kop gegooid.”

Elke dag weer trekt het oord bezoekers. „Sommigen komen dagelijks, anderen wat minder regelmatig. Maar zeker nu, in de dagen voor Pasen, is het druk.” Ook toeristen willen de Asselse natuurbegraafplaats nogal eens aandoen - en niet altijd tot vreugde van de beheerders. „Er zijn er die rustig tussen de graven gaan picknicken. Dan vind je de volgende dag de blikjes bier. Kijk, dat gaat me te ver. Eerbied voor de overledene lijkt me toch wel op z’n plaats.”

Familieleden of vrienden van de gestorvene zijn degenen die het graf onderhouden. „Als beheerders zorgen wij alleen voor het schoonhouden van de paden.”

Luxe grafstenen zijn er op deze dodenakker nauwelijks te vinden. Sinds enige tijd zijn ze zelfs verboden. ”Attentie”, meldt een bord aan de ingang. „Als grafmonument zijn voortaan uitsluitend z.g. ”zwerfkeien” toegestaan. ALLE daarvan afwijkende monumenten worden op kosten en risico van de eigenaar verwijderd en verder ter zijner beschikking gesteld.” „Je wilt niet weten wat we hier allemaal kregen”, licht Westerwoudt toe. „Stenen kabouters, duiven, kippen, konijnen. Het werd een kermis, en dat past niet.”

Drieënhalve hectare groot is de begraafplaats. „Voorlopig kunnen we nog jaren vooruit.” En straks, in de verre toekomst, is de bedoeling, wordt het terrein „weer teruggegeven aan de natuur”, aldus Westerwoudt. „Dan groeit alles dicht. Maar dan praat ik over de tijd dat ook de nabestaanden overleden zijn.”

En dan? Kan hij zich voorstellen dat ook déze graven ooit geopend zullen worden? Ook déze doden zullen opstaan - ten oordeel, en álle oog Hem zal zien? „Nee, dat zie ik niet voor me. Nee, met de dood is het afgelopen.”

Een dichtregeltje op een van de stenen verwoordt het misschien toch beter. „Ons aardse leven hier is zaad voor d’eeuwigheid.”

De boomklever zwijgt. Stilte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer