F. W. Korsten brengt lijn in 2500 jaar Europese cultuurgeschiedenis
Titel:
”Lessen in literatuur”
Auteur: F. W. Korsten
Uitgeverij: Van Tilt, Nijmegen, 2002
ISBN 90 75697 81 3352
Pagina’s: 352
Prijs: € 24,90. De literatuur blijft onderwerp van reflectie. Dit blijkt ook uit het feit dat er regelmatig publicaties verschijnen die proberen het terrein van de literatuurwetenschap te overzien en de weg daarin aan te wijzen. Een van de nieuwste boeken op dit terrein is ”Lessen in literatuur” van F. W. Korsten, die literatuurwetenschap doceert aan de Universiteit Leiden.
Zijn boek mikt volgens de achterflap op een brede groep van literatuurliefhebbers. Dat kunnen de lezers zelf zijn, de letteren- en kunststudenten aan hbo of universiteit en literatuur- of cultuurwetenschappers in alle lagen van het onderwijs.
Het boek van Korsten heeft een originele opzet. De verschillende perioden in de Europese literatuurgeschiedenis worden in twaalf hoofdstukken onderzocht aan de hand van dertien concepten uit de hedendaagse literatuurwetenschap. Er zijn uiteraard veel meer begrippen, maar met de gekozen concepten wordt steeds een belangrijk aspect van literatuur belicht. Daarmee wil Korsten literaire teksten -waarvan er één als typerend voor een bepaalde periode steeds aan het einde van een hoofdstuk wordt belicht- op een consistente en samenhangende manier bestuderen.
In het hoofdstuk over de Romeinse klassieke oudheid wordt bijvoorbeeld het begrip identiteit besproken, in dat over de Renaissance komt de intertekstualiteit aan de orde. De periode van Barok en Classicisme wordt besproken met gebruikmaking van twee begrippen, namelijk affect en vorm, en die van het Postmodernisme met het concept representatie. Aan het einde van elk hoofdstuk wordt tenslotte een representatief werk uit de besproken periode voor het voetlicht gehaald.
Inderdaad een originele opzet. Korsten geeft geen literatuurgeschiedenis in eigenlijke zin, maar wel neemt deze door de gekozen opbouw een belangrijke plaats in binnen het geheel. Door het gekozen concept per periode kunnen uiteraard bepaalde belangrijke accenten gelegd worden.
Enkele dingen vallen op. In de eerste plaats is dat de Europese traditie waarbinnen Korsten zich opstelt. Wie in dit boek een overzicht wil vinden van literaire perioden in de Nederlandse literatuur, komt bedrogen uit. In de twaalf hoofdstukken komen slechts twee Nederlands schrijvende auteurs voor: in het hoofdstuk over Barok en Classicisme is dat Joost van den Vondel met ”Gebroeders”, en in het hoofdstuk over Postmodernisme Charlotte Mutsaers met ”Zeepijn”. In het namenregister worden ook betrekkelijk weinig Nederlandse auteurs genoemd.
Vervolgens is kenmerkend voor het boek de wetenschappelijke aanpak bij de behandeling van tal van literaire termen die per hoofdstuk relevant geacht worden. Op de achterflap wordt gesuggereerd dat het boek bijvoorbeeld dienst kan doen in leeskringen, maar daarbij zet ik mijn vraagtekens. Dat moeten dan wel heel selecte leesgroepen zijn.
Ik vermoed eerlijk gezegd dat ook de meeste studenten met dit boek de nodige moeite zullen hebben door het vaak toch wel abstracte en wetenschappelijke vakjargon. Die moeite zal nog worden vergroot door het feit dat veel huidige studenten door de modernisering van het voortgezet onderwijs al helemaal geen literatuurgeschiedenis meer hebben gekregen. Korsten wijst daar in zijn inleiding zelf ook al op. In het maartnummer van het blad Literatuur gaat hij daar uitvoerig op in, en noemt hij ook voorbeelden waarbij je de schrik om het hart slaat.
Ook de al genoemde Europese optiek zou bij veel van de beoogde lezers wel eens een ernstige barrière kunnen zijn voor de bestudering van de stof.
Ten slotte mag ook met waardering erkend worden dat Korsten een uitermate deskundig docent is, die door de gebruikte opzet zeker een boeiende lijn in bijna 2500 jaren Europese cultuurgeschiedenis weet aan te brengen. De moeite van de volhardende lezer wordt beloond met een verdiept inzicht. En dat is heel wat waard in onze ook in cultureel opzicht vaak consumptief ingestelde maatschappij.