Politiek

Minderheidskabinet: naast nadelen ook voordelen

Nederland stevent af op een minderheidskabinet. Hoe kwam het zover en wat zijn er de voor- en nadelen van?

3 August 2010 09:46Gewijzigd op 14 November 2020 11:22
Het kabinet-Colijn V (1939), het laatste echte minderheidskabinet. Foto ANP
Het kabinet-Colijn V (1939), het laatste echte minderheidskabinet. Foto ANP

De laatste decennia kenmerkt het Nederlandse politieke landschap zich grosso modo door een driestromenland: de christendemocratie, de sociaaldemocratie en het liberalisme. Zij hebben ieder hun eigen politieke partij, respectievelijk CDA, PvdA en VVD.

Sinds de secularisatie haar intrede deed in Nederland, in de jaren zestig van de vorige eeuw, krijgen de voorlopers van het CDA (KVP, ARP en CHU) langzaam maar zeker minder aanhang. In de jaren vijftig bezetten de drie confessionele partijen ongeveer de helft van het aantal Kamerzetels. Met horten en stoten is dat aantal gedaald tot het absolute dieptepunt van 21 zetels sinds 9 juni dit jaar.

Ook PvdA en VVD krijgen te maken met de ontzuiling. Kiezers keerden zich gemakkelijk van hun moederpartij af. Nieuwe partijen komen op, eerst het sociaalliberale D66, daarna de socialistische SP, ook de populistische LPF en nu de PVV.

Verpulvering en versnippering van het politieke landschap is het gevolg. Dat maakt kabinetsformaties ingewikkelder, want hoe meer partijen er om de tafel zitten, hoe lastiger het is om overeenstemming te bereiken.

De PVV, die op 9 juni 23 zetels behaalde, maakt de vorming van een kabinet nog ingewikkelder. Uitgezonderd de VVD wil eigenlijk geen enkele politieke partij deelnemen aan een coalitie waarin Wilders en consorten zitten. Zijn voorstellen om te morrelen aan enkele elementen uit de rechtsstaat, zoals het verbieden van de Koran, het etnisch registreren van burgers en het sluiten van islamitische scholen, vinden weinig tot geen weerklank bij andere fracties. Er bevindt zich een diepe kloof tussen de PVV en de overige fracties in het parlement.

Verder doet zich deze formatie de bijzondere omstandigheid voor dat verschillende ‘traditionele’ partijen elkaar uitsluiten. CDA en PvdA gaan eigenlijk liever niet meer met elkaar in een kabinet zitten. De crisis van dit voorjaar heeft diepe wonden geslagen.

De VVD ziet uiteindelijk niets in paars plus. Rutte kan het niet aan zijn achterban verkopen om samen met de overwegend linkse partijen PvdA, D66 en GroenLinks in een kabinet te kruipen.

Dan blijft alleen een coalitie over rechts over, maar daar heeft het CDA geen trek in. De visies op de toekomst van de samenleving tussen CDA en PVV lopen zo ver uiteen dat een gezamenlijke coalitie niet denkbaar is. Informateur Lubbers heeft de drie via een handigheidje („Ga zonder mij informele gesprekken voeren”) toch aan een tafel gekregen en daar kwam uit dat een minderheidskabinet een optie zou kunnen zijn.

De linkse kerk loopt te hoop tegen deze mogelijkheid en wijst er –terecht– op dat informateur Lubbers daarmee zijn boekje te buiten gaat, omdat hij van de koningin de opdracht heeft gekregen de mogelijkheden voor een meerderheidskabinet de onderzoeken.

Maar de honden blaffen en de karavaan trekt verder. De liberaal Rutte wil ondertussen over niets anders praten dan over zo’n minderheidskabinet.

De bedoeling is dat VVD en CDA een gedoogakkoord sluiten met de PVV waarin deze partij –in ruil voor een aantal maatregelen die zij graag wenst– haar medewerking in de Kamer toezegt voor de belangrijke wetsvoorstellen die het nieuwe kabinet wil indienen.

Stel dat er nu zo’n minderheidskabinet komt, wat zijn dan de voor- en nadelen?

Allereerst de nadelen. Het belangrijkste is dat een minderheidskabinet minder slagkracht heeft omdat het niet bij voorbaat is verzekerd van steun in de Tweede Kamer. Tijdens de formatie kunnen partijen allerlei zaken dichttimmeren, maar gaandeweg de kabinetsperiode doen zich tal van kwesties voor waarover het kabinet moet besluiten. Per besluit zal het kabinet zich dan moeten verzekeren van steun in het parlement. Zeker in deze tijd, waarin zeer ingrijpende hervormingen nodig zijn, zet dat een rem op de slagkracht.

Verder speelt de onberekenbaarheid van de PVV een grote rol. Het populistische karakter van de partij zou er zo maar toe kunnen leiden dat de partij het kabinet gaat ringeloren. Grillig is Wilders al vanaf zijn eerste optreden in de Kamer geweest.

Een derde nadeel is dat dit minderheidskabinet inclusief de gedoogsteun van de PVV de kleinst mogelijke meerderheid heeft die bestaat, namelijk 76 zetels. Daarmee is het kabinet heel kwetsbaar. Door afwezigheid van een of meerdere leden kan het zomaar zijn dat bepaalde voorstellen niet worden aangenomen.

Hiermee hangt samen dat de PVV-fractie een stel opmerkelijke kornuiten bevat. Enkele PVV’ers hebben zich al moeten terugtrekken van de lijst en het zou zomaar kunnen dat er meer compromitterende kwesties boven water komen. Als er één PVV’er uit de fractie stapt en voor zichzelf verdergaat, is de coalitie de meerderheid kwijt. PVV-Kamerlid Brinkman heeft al een dissidente reputatie opgebouwd.

Het minderheidskabinet van VVD en CDA heeft als specifiek nadeel dat het geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer. De PVV is daar niet vertegenwoordigd en CDA en VVD bezetten in de Senaat 35 van de 75 zetels.

Maar een minderheidskabinet heeft ook voordelen. Het belangrijkste is dat het politieke debat veel meer in de Tweede Kamer zal plaatsvinden en minder in de achterkamertjes. Dat zal leiden tot meer transparante en sprankelende debatten.

Voor de oppositie biedt een minderheidskabinet ook volop kansen. Het kabinet zal op zoek moeten naar meerderheden voor zijn voorstellen. Partijen die niet tot de coalitie behoren, kunnen dan mogelijk ook zakendoen met de regering. Ze zitten er veel minder voor spek en bonen bij.

Andere landen hebben prima ervaringen met minderheidskabinetten. Denemarken en Zweden werken er al jaren mee. Ook in Nederland bestaat ervaring met minderheidscolleges. Niet de minste steden kunnen erover meepraten. In Rotterdam verdween sinds 2002 het ene na het andere lid van Leefbaar Rotterdam. Oud-burgemeester Opstelten (nu VVD-partijvoorzitter) verklaarde achteraf dat hij nooit eerder zo prettig had bestuurd.


Wat is een minderheidskabinet?

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat er in ons land een uitgesproken voorkeur bestaat voor meerderheidskabinetten. Van een meerderheidskabinet is sprake als de partijen waaruit de bewindspersonen afkomstig in het parlement een meerderheid hebben van de helft plus één (76 zetels).

Als de ministers en staatssecretarissen afkomstig zijn van partijen die samen géén meerderheid hebben, is er sprake van een minderheidskabinet. Als zo’n kabinet van start gaat, is het wel noodzakelijk dat zo’n kabinet „gedoogsteun” van de meerderheid ontvangt. Deze gedoogsteun wordt gegeven door fracties die geen vertegenwoordigers van hun partij in het kabinet hebben. Een of meerdere fracties verlenen gedoogsteun in ruil voor een aantal maatregelen dat de gedoogfractie(s) graag wil.

Sinds 1913 bestaan nagenoeg alle volwaardige kabinetten uit vertegenwoordigers van een parlementaire meerderheid, zo heeft dr. E. van Raalte, de kenner van het Nederlandse parlement, uitgezocht. De vier uitzonderingen zijn het kabinet-Colijn V (1939), dat bij zijn eerste optreden in de Kamer direct naar huis werd gestuurd, het kabinet-De Geer I (1926), dat zonder overleg met fracties totstandkwam, het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I (1918), dat berustte op precies de helft van het aantal Kamerzetels, en het kabinet-Van der Linden (1913). Laatstgenoemde was de eerste en de laatste liberale premier die Nederland tot nu toe heeft gehad. Omdat de fracties vooraf met elkaar duidelijke afspraken hadden gemaakt over onder meer invoering van het algemeen kiesrecht en financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs was dit kabinet bijzonder daadkrachtig.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer