Psalmen leren in roomse enclave
Het gebouw van vroeger staat er niet meer, maar op de nieuwe locatie van de Graaf Jan van Nassauschool in Gouda komen de herinneringen bij ds. W. J. Gorissen spontaan boven. Over zijn pogingen om met sneeuwballen de hoed van meesters hoofd te gooien, maar ook over het leren van psalmversjes die nog steeds veel voor hem betekenen.
De circa 500 leerlingen van de reformatorische basisschool, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, hebben vakantie, maar de klaslokalen wekken de indruk dat ze elk moment weer kunnen aanschuiven in de bankjes. De zelfgeschreven naambordjes op de tafels wijzen ieder hun plek: Marthe naast Harm, Herriët naast Samanta.
In de centrale hal begroeten Nico Verdouw (60) en ds. Wim J. Gorissen (71) elkaar hartelijk. Beiden zijn oud-leerling van de school, waarvan Verdouw sinds 1986 directeur is. Mede doordat hun beider wortels in Gouda liggen, buitelen de herinneringen aan vroeger in een geanimeerd gesprek al snel over elkaar heen.
Op weg naar de personeelsruimte licht Verdouw een ingelijste zwart-witfoto van de wand. Leerlingen en leerkrachten poseren in 1951 voor het vroegere schoolgebouw aan de Komijnsteeg. Verrast stelt ds. Gorissen vast dat hij er ook op staat. Al snel vallen de namen van diverse andere personen, onder wie meester Van der Meide en meester Janse, indertijd hoofd der school.
De hervormde emeritus predikant uit Voorthuizen vindt het jammer dat het schoolgebouw in de binnenstad heeft plaatsgemaakt voor een appartementencomplex. „Ik had graag nog even op de zolder willen kijken, die was verbonden met die van de naburige Johannes Calvijnschool. Stiekem kroop ik met vrienden door een luik om daar te snuffelen in afgedankte schoolspullen en in oude tijdschriften te lezen.”
Ook Verdouw kan zich de toenmalige situatie in het centrum van Gouda moeiteloos voor de geest halen. Hij memoreert dat hij ds. Gorissen –toen nog geen predikant– er rond 1964 heeft ontmoet. Als tiener bezocht hij samen met een broer de kapperszaak van vader Gorissen, vlak bij de Komijnsteeg. „De kapsalon zat in de kelder, met uitzicht op de gracht. Daarboven had de dominee toen een parfumerie.”
In 1963 had Wim Gorissen de parfumeriezaak van zijn vader overgenomen. Hij was al jong vertrouwd geraakt met het werk rond de kapsalon. Als kind werd hij op woensdag- en zaterdagmiddag –op zaterdagochtend was er school– ingeschakeld. „Terwijl andere kinderen buiten speelden, moesten mijn broers en ik de klanten inzepen. Dat vond ik een ramp. Pas later begreep ik dat onze hulp in die tijd hard nodig was om het financieel te kunnen redden.”
Kerkelijk behoorde het gezin, dat zes kinderen telde, tot de Gereformeerde Gemeenten. „We kerkten bij ds. A. de Blois, die mij heeft gedoopt, aan de Stationslaan, en later bij dr. C. Steenblok. Als ik ziek was en niet mee kon naar de kerk, las mijn moeder voor uit de ”Aantekeningen uit de kleine catechisatie” van ds. J. Fraanje. Al jong ervoer ik de gunning die daarin lag.”
De preken die hij in zijn jeugd hoorde, maakten indruk. „Als ik ’s nachts wel eens bang was voor God, de dood en de hel, kroop ik bij mijn ouders in bed. Mijn vader stelde mij dan gerust door te wijzen op de doop, op het verbond dat de Heere met Abraham en ook met ons had gesloten. Dat gaf me moed en vertrouwen.”
School en kapsalon bevonden zich in een „roomse enclave”, zegt ds. Gorissen. Hij herinnert zich de massa rooms-katholieken die hij op zaterdagavond en zondag naar de kerk aan de Hoge Gouwe zag gaan. In de omgeving waren ook een nonnenklooster en -school gevestigd, evenals een ‘rooms’ winkeltje waar kruisen, beelden, rozenkransen en bidprentjes werden verkocht. „Zwartgekapte nonnen en bruingepijde monniken met blote voeten in sandalen vulden het straatbeeld.”
De predikant kreeg een duidelijk „antipaapse opvoeding”, zowel thuis als op school en in de kerk. Na de Tweede Wereldoorlog maakte hij als zevenjarig jochie zijn opwachting op de Graaf Jan. Zijn vader was bestuurslid van de school, die uitging van de Gereformeerde Gemeenten en zes klassen telde. Na de kerkscheuring in 1953 halveerde dat aantal.
Wim kwam in de klas bij juffrouw Trouwborst, „een fijne, lieve juf.” De vakken die hem op school het meest boeiden, waren Bijbelse en vaderlandse geschiedenis. „We hadden meesters die geweldig konden vertellen. Ik hing aan hun lippen.”
Doorgaans had hij echter een hekel aan school. Omdat hij „niet zo’n lieverdje” was, kreeg hij er meer dan eens „een heftig pak slaag.” Nablijven om strafregels te schrijven, was hem niet vreemd.
Op 12-jarige leeftijd nam hij afscheid van de Graaf Jan. Zijn ouders lieten hem naar de ambachtsschool gaan om timmerman te worden. Deze opleiding had zijn hart niet. Het verlangen predikant te worden groeide en uiteindelijk ging hij in 1967 –het gezin was in 1954 hervormd geworden– in Utrecht theologie studeren. In 1977 werd hij bevestigd in de gemeente van Stavenisse.
De predikant, die in 2004 met emeritaat ging, behoort tot de kring van de Gereformeerde Bond, maar was ook „met vreugde Katwijks confessioneel.” Theologisch ontwikkelde hij zich in een andere richting dan die van de school van zijn jeugd, „door een sterker accent op het verbond en de beloften van God te leggen.”
Toch zegt hij dankbaar te zijn in de Gereformeerde Gemeenten te zijn opgegroeid en datgene wat hij op de lagere school meekreeg, niet te hebben willen missen. Hij denkt dan vooral aan de Bijbelvertellingen en psalmversjes. „De Heere voedt me nog dagelijks met de psalmen die ik hier heb geleerd. Ik put er ook troost uit.”
Wat willen de predikant en de directeur elkaar aan het eind van het gesprek nog meegeven? Ds. Gorissen: „Verheug u in uw Heiland. En wees als school een zoutend zout.” Verdouw: „Voor mijzelf en ook voor u geldt: Onderzoek uzelf nauw, ja zeer nauw. We wijzen onze leerlingen op datgene wat ook wij geen van beiden kunnen missen: dat de Heere Zich over ons zal willen ontfermen.”
Dit is het vierde deel in een serie waarin mensen terugkeren naar hun lagere school.