Bezetting in beeld: humor in de misère
Oelewappers zijn het. NSB’ers zijn haast te dom om doortrapt te zijn. Hagenaar F. G. Brouwer tekende tijdens het laatste oorlogsjaar zijn frustraties van zich af. Vol emotie, vol eenzijdigheid. Zulke uilskuikens waren veel handlangers van de bezetter echter bepaald niet.
„Ik ken geen werkstuk dat geslaagder is dan het Uwe en dat betere voorbeelden bevat van onvervalste humor uit de bezettingstijd. Uw stuk hoort thuis in een nationale verzameling”, schreef dr. L. de Jong in 1951. Toch stond Brouwer (1906-1964) het manuscript ”Krabbels en klodders in bezettingstijd” niet af aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Hij wilde het terughebben toen De Jong geen kans zag het te publiceren. Ook eerdere pogingen van de tekenaar om zijn boek uitgegeven te krijgen, waren mislukt.
Anno 2010 is zijn werk voor het eerst in boekvorm verschenen. Tegelijkertijd is een aantal tekeningen tentoongesteld in het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 in Groesbeek. „De boeken gaan als warme broodjes over de toonbank”, zegt directeur drs. W. Lenders. „Het blijkt een sterke formule: een boek uitgeven bij een expositie.”
Op 18 april 1944 zat Frans Brouwer achter zijn tekentafel. Zijn baas bij Siemens was zojuist door de bezetter ontslagen vanwege zijn anti-Duitse houding. Brouwer uitte zijn boosheid op zijn eigen wijze: met de tekenpen. Zo ontstond het eerste van 33 beeldverhalen, elk in de vorm van een twee pagina’s lange brief. Het laatste is van vijf dagen na de bevrijding.
Vanwege het hoge niveau van het manuscript wilde De Jong het in 1951 eigenlijk niet teruggeven. In het boek wordt gewezen op Brouwers „feilloze gevoel voor perspectief, voorliefde voor bouwkundige elementen, het schijnbaar achteloze gemak waarmee hij mensen portretteerde, het scherpe oog voor detail en de alomtegenwoordige kwinkslag.”
Trefzeker tekende Brouwer het leven van alledag tijdens het laatste oorlogsjaar, met al zijn misère, met al zijn wrok tegen de nazi’s en NSB’ers. Als die zijn werk in handen hadden gekregen, had het er niet best voor hem uitgezien.
Hoe groot de ellende ook was, Brouwer behield zijn humor. Die vormt de kracht van zijn werk. Zoals het verhaal over de NSB’er die een nachtmerrie kreeg waarin hij te paard over een smal weggetje moest: aan de ene kant een Duits mijnenveld, aan de andere kant een NSB-kerkhof. Op het pad ontmoette hij NSB-leider Mussert, die hem waarschuwde: „Pas op, hier liggen de mijnen.” Waarop de NSB’er vroeg: „Aan welke kant van het pad?” Mussert werd daarop zo kwaad dat hij hem aanvloog.
Het is een van de zeven beeldverhalen die het Bevrijdingsmuseum heeft uitvergroot en van toelichtingen voorzien. In vitrines liggen bijpassende voorwerpen, zoals een geheime radio –verborgen in een sigarendoos–, een trui van hondenhaar, een Duitse helm die na de bevrijding tot vergiet werd gebombardeerd. Directeur Lenders wijst op een opblaasbare V2-raket: „Die hebben we van het Kuifjemuseum geleend.”
Brouwer neemt de nazipropaganda op de hak en ook de Arbeitseinsatz, D-day en Dolle Dinsdag komen voorbij. De Haagse hondenvordering is een ander verhaal. De mensen dachten dat de vermagerde dieren zouden worden opgepeuzeld, en in plaats van over Waffen-SS sprak men over ”Essen waf waf ”. Later bleek dat de dieren nodig waren voor het ruimen van mijnen. Aan de hand van Brouwers tekening heeft het museum de kist nagemaakt waarin de honden werden opgesloten.
In de expositieruimte zijn films over de NSB, over het afschieten van V2’s en over de Hongerwinter te zien. Brouwer leed zelf aan hongeroedeem, en zijn vrouw schreef op 5 januari 1945: „We lijken wel graten, vel over been.” Het zou nog vier maanden duren voordat de vrijheid kwam.
De expositie is tot 31 december te bezichtigen in het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 in Groesbeek. Het boek ”Krabbels en Klodders. De Bezetting in beeld” (ISBN 978 90 5345 380 3) verscheen bij Matrijs in Utrecht.