Gunst
Lukas 7:37
„…een vrouw in de stad, welke een zondares was…”
Hij toont de ware Messias te zijn, Die gekomen is om de grootste zondaren zalig te maken en treurigen over hun zonden te troosten. Het was waarlijk een onschatbaar geluk voor deze zondares om zo in genade door God te worden aangenomen en daarbij door Jezus Zelf van haar zondevergeving verzekerd te worden. Zij, die zo’n onreine was, afschuwelijk en vloekwaardig. Zij, die in de allerschandelijkste onkuisheid, mogelijk jarenlang, geleefd had en als een schandvlek bekendstond.
Dat God nu op zo een in gunst heeft neergezien, in het voorbijgaan van anderen die uiterlijk zedig en burgerlijk hadden geleefd, zoals deze Simon en anderen in Israël. Niet dat God in het werk der bekering altijd de grootste zondaren er wil uitpikken. Wel dat het Hem behaagt dit zo nu en dan te doen, opdat grote zondaren die een gezicht van hun zonden krijgen, aan Gods genade niet zouden wanhopen. Dat ze echter zouden leren dat waar de zonden groot zijn, Gods genade in de zondevergeving nog overvloediger is. Ook is het Gods gewone en bestendige weg al Zijn uitverkorenen, als de tijd van de minne daar is, op deze wijze tot Zich te trekken.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De boetvaardige zondares”, 1752)