Eerbetoon
Lukas 7:37
„…een vrouw in de stad, welke een zondares was…” Een tweede blijk van de liefde van deze vrouw is dat ze Jezus’ voeten kust. Ik kan niet anders zeggen dan dat deze vrouw Jezus aanmerkte als de waarachtige God, Die de zonde kan vergeven. Dit voeten kussen is een bewijs van Goddelijke eer. Ze zal er een blijk van hebben gegeven hoe lief ze Jezus had, doordat ze geloofde door Hem alleen behouden en zalig gemaakt te kunnen worden. Ze vreest dat ze, als ze Zijn voeten geen liefdeskussen geeft, door deze heilige voeten verpletterd zal worden. Zoals de psalmist zingt: „Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen.”
De vrouwen stelden vanouds een grote hoogachting in het vlechten van het hoofdhaar. Hiermee betuigt zij nu haar hoogachting voor Jezus. Het hoofdhaar waar ze tevoren haar hoogmoed mee heeft bedreven, wil ze nu in Zijn dienst stellen door Jezus’ voeten ermee te drogen. Zo gauw iemand tot God waarlijk bekeerd wordt, zoekt hij ook de les van Paulus na te komen (Romeinen 6:19): „Gelijk gij uw leden gesteld hebt om dienstbaar te zijn der onreinigheid (…) alzo stelt nu uw leden om dienstbaar te zijn der gerechtigheid tot heiligmaking.”
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht.
(”De boetvaardige zondares”, 1752)