Murat Karayilan van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) verklaarde de onafhankelijkheid van Zuidoost-Turkije uit te roepen, als Ankara niet op zijn voorstel ingaat. De Turkse regering wilde niet reageren op de verklaring. In het verleden heeft ze soortgelijke voorstellen altijd van de hand gewezen.

Karayilan wil de wapens onder toezicht van de Verenigde Naties inleveren. Dan moet Turkije wel onder meer een eind maken aan aanvallen op Koerdische burgers en de arrestaties van Koerdische politici. Hij eist niet zoals in het verleden wel gebeurde de vrijlating van de gedetineerde PKK-grondlegger Abdullah ™calan. Dat is voor de Turken onacceptabel.

„Als de Koerdische kwestie wordt opgelost op een democratische manier door dialoog, dan leggen wij onze wapens neer”, zei hij. Maar de PKK-leider voegde eraan toe: „Als de Turkse regering dat weigert te accepteren, zullen we onze onafhankelijkheid afkondigen.”

De PKK begon haar strijd in 1984. Sindsdien zijn al meer dan 40.000 mensen omgekomen. De circa vierduizend strijders van de PKK houden zich vooral schuil in Noord-Irak. Van daaruit lanceren zij operaties tegen het Turkse leger. De groepering staat in de Europese Unie en de Verenigde Staten op de lijst van terroristische groepen.

De strijd tussen de PKK en het leger is de afgelopen tijd toegenomen. Vorige maand kwam een eind aan een staakt-het-vuren dat sinds april vorig jaar van kracht was.

De regering van de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan heeft zich veel meer dan haar voorgangers ingespannen om tegemoet te komen aan de eisen van etnische Koerden in het land in de hoop dat de guerrillastrijd tot het verleden gaat behoren. Nationalistische politici keren zich fel tegen dit beleid. Op de achtergrond in het debat speelt mee dat er volgend jaar parlementsverkiezingen zijn.