Commentaar: Meldpunt voor misbruik
Het aantal meldpunten voor seksueel misbruik is opnieuw uitgebreid. Wie in de jeugdzorg te maken heeft (gehad) met hulpverleners die hun handen niet konden thuishouden, kan sinds deze week via een speciaal telefoonnummer zijn verhaal doen. Een bijbehorende website is nog in de maak.
De commissie-Samson, die het meldpunt heeft geopend, onderzoekt signalen van misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in de jeugdzorg zijn geplaatst. Het gaat onder meer om vroegere rooms–katholieke internaten waar menigeen het slachtoffer werd van ernstig grensoverschrijdend gedrag. Ook jeugdinrichtingen en pleeggezinnen vallen onder het onderzoek.
Het is een goede zaak dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt door haar eigen rol in het geheel kritisch te laten belichten. De commissie-Samson moet antwoord geven op de vraag in hoeverre meldingen van misbruik bekend zijn bij de overheid en hoe ermee wordt omgegaan.
In het algemeen is de waarde van een meldpunt allereerst gelegen in het bieden van een luisterend oor aan slachtoffers. Het belang daarvan kan moeilijk worden overschat. Wie als kind of volwassene te maken kreeg met ongewenste intimiteiten voelt zich vaak verward. De drempel om aan het licht te brengen wat zich in het duister afspeelde, is hoog. Wie de moed opbrengt die stap te zetten, verdient allereerst een luisterend oor.
Het is uiterst pijnlijk als slachtoffers die het zwijgen doorbreken, op een muur van ongeloof stuiten, met opmerkingen in de trant van: Zo iets doet pater X of dominee Y niet. Op die manier worden ze afgewezen en aan zichzelf overgeleverd. Juist een meldpunt dat zich buiten de directe leefomgeving van betrokkenen bevindt en daardoor de situatie met een objectievere blik bekijkt, kan zo’n schadelijke bejegening voorkomen.
De Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland hebben intussen ruime ervaring met meldpunten voor misbruik in pastorale en gezagsrelaties. De Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken kennen gezamenlijk eveneens zo’n instituut. In alle gevallen bleek de oprichting daarvan niet overbodig te zijn geweest.
Dergelijke (interkerkelijke) initiatieven kunnen in situaties van misbruik een rol van betekenis vervullen, mede door een bundeling van deskundigheid. Het werken volgens vaste protocollen waarborgt bovendien een optimale zorgvuldigheid richting zowel slachtoffers als (vermeende) daders.
De ontwikkelingen rond diverse meldpunten plaatsen kerken die zo’n instelling niet kennen voor de vraag waar hún leden terechtkunnen als er sprake is van seksueel misbruik in een pastorale relatie. Signalen van mensen die uit vrees voor afwijzing niet bij hun kerkenraad durven aan te kloppen, bijvoorbeeld omdat de betrokken ambtsdrager daarin een zekere machtspositie inneemt, verdienen serieuze aandacht en maken de vraag naar de noodzaak van een meldpunt des te klemmender.
Wie voor belangrijke obstakels op de weg naar openheid de ogen sluit, laat slachtoffers in de kou staan. En dat zou een kerk onwaardig zijn.