Binnenland

„Discussie over euthanasie bij dementie”

Er is een verdere discussie nodig over de wenselijkheid en mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding in geval van beginnende dementie.

Binnenlandredactie
11 April 2003 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 00:15

Dat stelde prof. dr. J. K. M. Gevers, hoogleraar gezondheidsrecht van het AMC en de Universiteit van Amsterdam, vrijdagmorgen tijdens zijn jaarrede als voorzitter van de Vereniging voor Gezondheidsrecht.

Hulp bij zelfdoding is momenteel verboden bij bijvoorbeeld hoogbejaarden die, mede vanwege medische klachten en gebreken, „van het leven afscheid willen nemen.” Een ander voorbeeld waarbij artsen geen hulp bij zelfdoding mogen bieden volgens het laatste arrest is mensen bij wie de eerste verschijnselen van dementie zijn vastgesteld „en die niet willen dat hun leven op een door hen als zeer ontluisterend beschouwde wijze zal eindigen.”

Gevers wil discussie over hulp bij zelfdoding bij deze „atypische gevallen niet bij voorbaat onmogelijk maken.” Mocht „men” daarvoor ooit ruimte willen scheppen dan zou dat volgens hem kunnen door de huidige euthanasiewet „alsnog ruimer uit te leggen.” De letter van de wet verzet zich daar niet tegen, en ook gewijzigde maatschappelijke omstandigheden zouden dat rechtvaardigen. Gevers veronderstelt dat de maatschappelijke behoefte aan een regeling voor hulp bij zelfdoding in de toekomst sterker zal worden.

De Gezondheidsraad bepleitte vorig jaar in een advies aan de regering reeds een maatschappelijke discussie over hulp bij zelfdoding bij beginnende dementie.

In de zaak-Brongersma stelde de Hoge Raad eind vorig jaar vast dat een arts alleen straffeloos hulp bij zelfdoding kan geven als het lijden van de patiënt wordt veroorzaakt door medisch aantoonbaar lichamelijk of psychisch lijden. Dit arrest betekende een beperking van de mogelijkheden voor een patiënt om het levenseinde te (laten) bespoedigen en voor een arts om dat uit te voeren.

Uit de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Chabot in 1994 kon worden geconcludeerd dat de oorzaak van het lijden er minder toe zou doen. Daardoor zou er ook bij „ondraaglijk en uitzichtloos” ervaren psychisch lijden euthanasie kunnen worden toegepast.

Bij oud-senator Brongersma was dit niet het geval. Hij wilde een eind aan zijn leven omdat hij levensmoe was. In de zaak-Chabot was daarentegen ook sprake van medische problemen.

Wanneer de maatschappelijke behoefte aan hulp bij zelfdoding bij dementerenden toeneemt, geeft Gevers de voorkeur aan een ruimere interpretatie van de huidige euthanasiewet boven een aparte regeling voor hulp bij zelfdoding. Dit bepleitte de eind vorig jaar overleden gezondheidsrechtdeskundige prof. dr. H. J. J. Leenen.

Gevers bepleitte verder de instelling van richtlijnen voor het toepassen van de zogeheten terminale sedatie. Dat maakt volgens hem een helder onderscheid met euthanasie mogelijk.

Terminale sedatie is het in diepe slaap brengen van stervende patiënten om het lijden te verzachten. Meestal gebeurt dit in combinatie met het onthouden van kunstmatig ingebracht vocht en voedsel. Vaak hebben stervenden daar geen behoefte meer aan.

Terminale sedatie kan levensverkortend werken. Dat is echter niet het doel. Het levensverkortende effect kan onder meer optreden door uitdroging.

Juridisch gezien is het gevaar van terminale sedatie dat dit een uiterste maatregel is „die al snel ligt in het grijze gebied van wat nog wel en wat niet meer als verantwoord medisch handelen kan gelden.”

Weliswaar is het besluit tot terminale sedatie medisch gezien vaak wel te verantwoorden, „toch zijn er ook fundamentele menselijke waarden in het geding.” Deze waarden gaan de samenleving aan, aldus de hoogleraar.

Gevers wil daarom het vaststellen van „heldere, gezaghebbende richtlijnen, zo nodig voorzien van procedurele waarborgen, zoals verplichte consultatie, niet alleen als duidelijk richtsnoer voor de praktijk, maar ook om ervoor te zorgen dat die praktijk toetsbaar is en transparant voor de samenleving.”

Internationaal is er een discussie gaande of terminale sedatie toch geen actieve levensbeëindiging is, als zou het „euthanasie via de achterdeur” of „langzame euthanasie” zijn. Die schijn wil Gevers wegnemen door regelgeving.

Gevers kondigde vrijdagmorgen ook aan dat de Vereniging voor Gezondheidsrecht Leenen, tot zijn dood erevoorzitter van de vereniging, eert met de instelling van een tweejaarlijkse ”Henk Leenen lezing”.

Prof. dr. ir. H. Jochemsen van het Lindeboom Instituut voor medische ethiek noemt het in een reactie merkwaardig dat de enigszins restrictieve uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Brongersma nu leidt tot een pleidooi voor een ruimere interpretatie van de euthanasiewet om hulp bij zelfdoding in meer gevallen toe te staan, ook al gaat het om andere gevallen dan bij Brongersma. „Toestaan van hulp bij zelfdoding bij beginnende dementie is ontoelaatbaar en een heilloze weg. De druk van de omgeving zal juist in die situaties kwetsbare mensen kunnen dringen tot een verzoek om hulp bij zelfdoding.”

Jochemsen vraagt zich af waarom mensen „voorlopig niet eens ophouden met dergelijke voorstellen en op zijn minst afwachten wat de nieuwste evaluatie van de euthanasiepraktijk oplevert.”

Wel ondersteunt Jochemsen het pleidooi voor richtlijnen voor uitvoering en controle op terminale sedatie. „Mits goed en onder de juiste omstandigheden uitgevoerd is terminale sedatie geen euthanasie, maar dezelfde middelen kunnen wel worden gebruikt voor een sluipende euthanasie. Dat is onwenselijk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer