Volheid
Mattheüs 13:31
„Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad…”
Wij kunnen zonder veel moeite begrijpen wat het zeggen wil dat de vogels uit de hemel komen en wonen in de takken, of in de schaduw van deze boom nestelen. Dit zinnebeeld is ontleend aan de bladeren van het Oude Testament en wellicht aan de dromen van Nebukadnezar. Die zag zo’n boom in zijn dromen. Het was een boom waarin de vogels nestelden.
Brengen we dit nu over op onze tekst. Zo beelden de vogels van de hemel mensen uit van allerlei soort, die gelijk vogels van allerlei soort en taal tot de kerk komen vliegen en zich daarin trachten te verschuilen. Dat gebeurt tegen de voleinding van de eeuwen, wanneer de volheid der heidenen zal ingaan en geheel Israël zalig zal worden. Deze gelijkenis leert ons dus dat Christus’ Koninkrijk in zijn aanvang zo gering en onaanzienlijk geweest is als een gering mosterdzaadje. Dus koesteren de joden tevergeefs een ijdele verwachting van een messias die bij zijn komst een aards koninkrijk zal oprichten.
Maar wie de dag der kleine dingen ook veracht, dit mosterdzaadje zal opwassen tot een grote boom.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)