Het Nederlandse geld (ruim 111 miljoen) gaat via de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) naar Haïti, dat in januari door een zware aardbeving werd getroffen. Volgens de SHO is daarvan 20 miljoen besteed aan vooral noodhulp. „We hebben bij de inzamelingsactie al direct gezegd dat het geld bedoeld is voor de komende drie tot vijf jaar. Het meeste geld gaat zitten in wederopbouw”, lichtte SHO-voorzitter Karimi toe.

Tweede Kamerlid Voordewind (ChristenUnie) vindt dat de SHO zich meer moet richten op noodhulp en minder op wederopbouw op langere termijn. Dat is volgens hem hard nodig om de erbarmelijke situatie van zeker 1,5 miljoen Haïtianen snel te verbeteren. Hij vindt dat meer mensen een zogeheten prefab-woning moeten krijgen, zodat ze niet meer in tenten hoeven te zitten.

Wat hem betreft kunnen andere landen zich dan richten op wederopbouw die nog lang zal duren. In de laatste week van augustus gaat Voordewind zelf naar Haïti om te kijken wat er terechtkomt van de hulp, samen met zijn CDA-collega Ferrier.

Het geld gaat volgens Karimi in etappes naar het land, omdat niet direct 111,4 miljoen euro daar kan worden opgemaakt. Geld is daarbij niet het enige dat nodig is om het land er weer bovenop te krijgen. „We zitten nu in de fase dat we huizen gaan bouwen, zogeheten transitional shelters. Voor dat onderdeel is de overheid cruciaal omdat die puin moet ruimen en moet aangeven waar er gebouwd mag worden. Maar aangezien de overheid in Haïti ook zwaar is getroffen door de aardbeving en toch al niet sterk aanwezig was, vergt dat heel veel tijd”, aldus Karimi.

Bij de donorconferentie heeft de internationale gemeenschap ongeveer 8 miljard euro toegezegd voor wederopbouw. In dit fonds is tot nu toe maar 2 procent binnengekomen. Buitenlandse Zaken gaat ervan uit dat veel landen nog zullen volgen als er concrete plannen zijn gemaakt voor de wederopbouw. Die plannen zijn nu nog in wording.