Commentaar: Vakantiebaantje en zwartwerken
Bijna de helft van de jongeren heeft of zoekt dit jaar een zwartbetaalde vakantiebaan, zo bleek onlangs uit onderzoek van FNV Jong. Dat is meer dan in voorgaande jaren, toen slechts een op de drie jongeren overwoog zwart te gaan werken.
Uit een ander onderzoek, van juridisch dienstverlener JuroFoon, bleek gisteren dat de helft van de ouders er geen moeite mee heeft als hun kind in de vakantie zwartwerkt. JuroFoon noemt dat opmerkelijk, omdat juist ouders beter zouden moeten weten.
Dat jongeren gemakkelijk een zwart baantje accepteren, valt wel te begrijpen. In tegenstelling tot voorgaande jaren is het deze zomer lastiger om een vakantiebaantje te vinden. Als een werkgever –bij vakantiebaantjes is dat niet zelden een goede bekende– er dan op staat om zwart uit te betalen, moet een jongere stevig in z’n schoenen staan om dat te weigeren.
Bij die werkgever die jongeren voor het blok plaatst, ligt dus een eerste verantwoordelijkheid. Toch blijft het opvallend dat ouders van jongeren met een zwart baantje er zo gemakkelijk mee instemmen. Weliswaar lijkt het zo dat een jongere zwart meer verdient, maar dat verschil is in werkelijkheid klein en bij vakantiebaantjes is netto vrijwel gelijk aan bruto.
Daar staat tegenover dat een zwartwerker nauwelijks rechten heeft: hij kan van de ene op de andere dag ontslagen worden, krijgt niets doorbetaald bij ziekte of een ongeval en ontvangt geen vakantiegeld.
Een belangrijker bezwaar is dat zwartwerken gewoonweg een vorm is van belastingontduiking en dus van diefstal. Dat blijkt al uit het risico van een boete, die voor de werknemer kan oplopen tot 1200 euro plus naheffing over het achtergehouden bedrag.
Daarom is het des te opvallender dat zwartwerken nog op zo’n grote schaal voorkomt. Vorig jaar bleek dat Nederland met 13 procent zwartwerkers tot de top drie in Europa hoort. De argumenten zijn bekend: het gaat maar om kleine bedragen, we betalen al zo veel belasting, deze overheid gaat fout om met mijn geld. Op de keper beschouwd zijn ze echter geen van alle steekhoudend.
Het is vooral kwalijk als ouders hun kinderen hierin bijvallen. Zeker onder christenen mag dat niet voorkomen. In de tijd van de Vroege Kerk werd over christenen gezegd dat ze zich bijzonder onderscheidden door hun levensstijl, ze hadden hun naasten lief, hielden zich ver van overspel, eerden hun ouders en waren gastvrij. Uit het antwoord op de strikvraag aan Christus blijkt dat belasting betalen niet vrijblijvend is: Geef de keizer wat des keizers is. Dat staat haaks op de sport van sommigen om op verjaardagen op te scheppen hoeveel je de Belastingdienst door de neus hebt geboord.
Ouders hebben hierin juist een voorbeeldfunctie voor jongeren. Een generatie die gewend raakt aan zwartwerken, blijft dat op latere leeftijd ook gemakkelijk doen. Daarom ligt hier een belangrijke taak voor de overheid: om werkgevers die in de fout gaan, streng aan te pakken, maar tegelijkertijd de papieren rompslomp voor jongeren te minimaliseren. Een op jongeren gerichte campagne kan duidelijk maken wat de voordelen zijn van wit werken en wat er met het betaalde belastinggeld gebeurt.