Uitbreiding
Mattheüs 13:31
„Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad…” Toen de joden naderhand het Evangelie hadden verworpen en zich het eeuwige Evangelie onwaardig hadden gemaakt, werd dit mosterdzaadje uit de hof van het joodse land genomen om sterker te groeien in een nieuwe aarde. Het werd overgeplant en als Christus’ koninkrijk onder de heidenen uitgebreid. Paulus alleen al kon getuigen dat hij van Jeruzalem af en rondom alle landen met het Evangelie vervuld had.
Dat mosterdzaadje groeide zo weelderig op dat het welhaast het meest voorkomende werd van alle moeskruiden. Het koninkrijk der hemelen begon geweld te doen, vooral in de tweede en de derde eeuw na Christus, toen men de kerk zag uitdijen in een groot getal van belijders. De valse ketterijen die er ontstonden, werden in de kiem gesmoord en geleerde mannen werden tot het christendom bekeerd. Het bloed van de martelaren werd zelfs het zaad van de kerk. Het mosterdzaad was zulk een vruchtbaar zaad dat het boven alle moeskruiden uit groeide.
Vervolgens kreeg dit mosterdzaad zijn volle wasdom. Het werd een grote boom. Dit zag men aanvankelijk toen de heidense keizers het christelijk geloof aannamen en de kerk van God beschermden. Het is echter waar dat deze mosterdboom in de volgende eeuwen niet in deze fleurige stand gebleven is.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus,” 1752)