Groei
Mattheüs 13:31
„Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad…”
De Zoon van God en der mensen heeft dit mosterdzaadje genomen en in Zijn akker gezaaid, namelijk het land Kanaän. Dat wordt met recht Jezus’ akker genoemd, omdat dat het land was van Immanuël, waar Hij omwandelde en Zijn werk verrichtte. Daar heeft Hij dat mosterdzaadje gezaaid en uitgeworpen. Hij heeft dat eerst Zelf, in eigen persoon, als de eerste zaaier gedaan, terwijl Hij er als de grote Profeet verkeerde.
Later is het gedaan door zijn akkerlieden, die het Evangelie in Jezus’ Naam verkondigden. Zij moeten in Zijn Naam prediken bekering en vergeving van zonden. Zij moeten dat doen onder alle volkeren, te beginnen bij Jeruzalem. Onderwijl groeit het mosterdzaadje zeer voorspoedig, zoals de meeste moeskruiden. Ja, het wordt een grote boom.
Zo heeft men deze eigenschappen van het mosterdzaadje gezien in het Koninkrijk der hemelen. Dit zaadje is opgewassen. Christus’ Kerk heeft zich uitgebreid. Het begin daarvan is direct na Zijn hemelvaart en na de uitstorting van Zijn Heilige Geest. Die Geest daalde op de grote pinksterdag als aangename dauw en vruchtbaar makende regen neer op het zaadje. Eerst wies het zaadje in de akker van het Joodse land, waar het zaaien van de kerk het eerst begon. Zie eens wat een aanwas er sedert die tijd geweest is.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)