Geschiedenis

Gekoesterde schoonheid

Kunstverzamelaars zijn bescheiden mensen. Althans, ze timmeren liever niet aan de weg. Niet iedereen hoeft te weten wat ze in huis hebben. Kunstdieven liggen altijd op de loer. Een tentoonstelling van kunst uit privébezit in het Noordbrabants Museum laat een glimp zien; van hun kunst, de bezitters blijven angstvallig in de anonimiteit.

Aad van Toor

12 July 2010 11:19Gewijzigd op 14 November 2020 11:09
”Gezicht op de Vughtse toren”, door Henriëtte Ronner-Knip geschilderd toen ze 19 of 20 jaar was. Foto Noordbrabants Museum
”Gezicht op de Vughtse toren”, door Henriëtte Ronner-Knip geschilderd toen ze 19 of 20 jaar was. Foto Noordbrabants Museum

Het beeld van Noord-Brabant zal niet veel afwijken van de gegevens over andere provincies: er wonen enkele kunstverzamelaars met belangrijke collecties en talloze particulieren met kleine maar hoogwaardige verzamelingen. Ruim honderd kunstwerken, die een doorsnede vromen van de geschiedenis van de kunst, zijn bijeengebracht in het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch.

Over de achtergrond van de verzamelaars wil het museum wel kwijt dat de diversiteit groot is; geen echt nieuws dus. „Onder de verzamelaars zijn zowel leden van oude Brabantse geslachten als succesvolle selfmade ondernemers. Soms zijn de kunstwerken al vele generaties in de familie, vaker nog zijn ze door hun huidige eigenaren stuk voor stuk en met liefde gekozen en gekoesterd – verworven op een veiling of kunstbeurs, in de kunsthandel of bij een collega-collectioneur.” Die informatie bevredigt de nieuwsgierigheid niet.

Ook de tentoongestelde stukken kennen een grote variatie: van beeldhouwwerk uit de late middeleeuwen tot hedendaagse kunst van internationaal niveau. Schilderijen van meesters als Peter Paul Rubens, David Teniers, Rachel Ruysch, Vincent van Gogh, Robert Delaunay, César Domela en Amadeo Modigliani. Objecten en beelden van Ossip Zadkine en Pablo Picasso. Achttiende-eeuws zilver van onder anderen Paul de Lamerie.

Brabantse verzamelaars blijken toch net iets meer voorliefde te hebben voor regionale grootheden. Terecht wordt Van Gogh geclaimd als Brabander. Van hem hangt de pastorie te Nuenen in de tentoonstelling. De familie Knip, uit Tilburg en Den Bosch afkomstig, is breed vertegenwoordigd: vader Nicolaas Frederik (1742-1809), zoon Josephus Augustus (1777-1847) en diens zus Henriëtte (1783-1842) en broer Mattheus Derk (1785-1845). De kinderen van Josephus Augustus, August (1819-1859) en Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909) zetten de traditie voort, in de zijlijn bijgestaan door Henri (1819-na 1897), de zoon van Mattheus Derk.

Opvallend is dat van Henriëtte Ronner, misschien de bekendste van de hele Knipfamilie, geen poezenschilderij is opgenomen, maar een prachtig vroeg stuk, ”Gezicht op de Vughtse toren”, dat ze op twintigjarige leeftijd schilderde.

Goede kwaliteit is niet alleen weggelegd voor de musea, dat blijkt ook hier. Een bloemstilleven dat Rachel Ruysch in 1742 op 79-jarige leeftijd schilderde, is van een hoge kwaliteit en onmiskenbaar met een vrouwenhand vervaardigd.

Er zijn juweeltjes te zien in Den Bosch: de koolroos van Cornelis van Spaendonck en ”De slag van Leckerbeetje” van Balthasar Gerbier d’Ouvilly. Doordat het laatste werk op zilver is geschilderd, slaat de kou van het sneeuwlandschap af. Het paneeltje uit 1614 van 16 bij 18 centimeter toont de strijd tussen de Franse kapitein Pierre de Breauté en Gerard Abrahams van Houwelingen, bijgenaamd Leckerbeetje, op de Vughterheide (1600). Het was een van de gedenkwaardigste veldslagen in de Tachtigjarige Oorlog. De huidige eigenaar van het werkje woont in de directe omgeving van het slagveld. En daar moeten we het dan weer mee doen.

”Gekoesterde schoonheid. Kunst uit Brabants privébezit” is tot en met 29 augustus te zien in het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch. De catalogus, uitgegeven door Waanders in Zwolle, kost € 27,50. www.noordbrabantsmuseum.NL


Geen centrale registratie

Op de vraag of kunst in particulier bezit geregistreerd wordt, heeft Roman Koot van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) twee antwoorden. „Het eerste, korte antwoord is nee. Er bestaat geen centrale registratie. Het is ook onmogelijk om het particuliere kunstbezit volledig in kaart te brengen. Er zijn ontzettend veel mensen die kunst in huis hebben. En waar leg je grenzen, wat is dan precies kunst? Bovendien verandert dat bezit voortdurend. Men verkoopt weer een stuk en schaft een nieuw object aan. Centrale registratie is dus onbegonnen werk.”

Maar de situatie is volgens Koot minder hopeloos dan het lijkt. „Ondanks het ontbreken van een centrale registratie is er nog wel veel bekend en vastgelegd over kunstwerken en kunstenaars.

Specialisten die zich in een bepaalde kunstenaar of kunstperiode verdiepen, weten vaak wel waar de werken te vinden zijn. Maar ze zijn zuinig op die gegevens. Bovendien zijn ze gehouden de privacy te waarborgen van verzamelaars als die anoniem willen blijven. De aanwezige kennis wordt dus niet gemakkelijk gedeeld.”

Roman Koot verdiepte zich in de kunsthandel van het begin van de twintigste eeuw. „Een totaal andere situatie. Achter in tentoonstellingscatalogi zie je lange lijsten opgenomen met bruikleengevers. Toen zag men er kennelijk niet tegenop zich als kunstverzamelaar te profileren.”

De RKD heeft een enorme hoeveelheid informatie bijeengesprokkeld over kunstenaars en kunstwerken. „Bovendien proberen we altijd voeling te houden met de markt, zowel bij veilingen als bij kunsthandelaren. Zo kunnen we van een kunstwerk een levensloop bijhouden: wie maakte het, wanneer en voor wie. Als het dan vervolgens weer op de markt komt, kun je dat bijhouden. Maar door wie het wordt gekocht, dus in welke collectie het terechtkomt, blijft vaak onduidelijk.”

Natuurlijk hebben verzamelaars er zelf belang bij dat een kunstwerk (of ze het nu willen kopen of juist verkopen) een sluitende historie heeft. „Als je van een schilderij kunt aantonen in welke collecties het zich altijd heeft bevonden, is de betrouwbaarheid van het werk onomstotelijk.”

Voor kunstwerken in openbaar bezit –in musea of in overheidsbezit– ligt het volgens Koot gemakkelijker. Dat werk bevindt zich niet in de anonimiteit en alle gegevens erover zijn toegankelijk.

Op de vraag hoe de kwaliteit van kunst in openbaar of particulier bezit zich verhoudt, reageert Koot voorzichtig. „Je zou mogen aannemen dat de beste werken langzaamaan steeds meer in museale collecties terechtkomen. Er bestaat zoiets als een canon van de kunst; zeg maar het beste werk door de eeuwen heen. Musea proberen natuurlijk die stukken aan hun collectie toe te voegen.”

Als voorbeeld noemt Koot de zeventiende-eeuwse schilder Vermeer. „Op slechts een of twee werken na zijn alle bekende schilderijen van deze kunstenaar in openbaar bezit terechtgekomen. Van Rembrandt is slechts een kwart van de schilderijen nog in particuliere handen. En veel werken daarvan zijn in langdurige bruikleen gegeven aan musea.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer