De warmte van een gewoon gezinsleven

Ze sloten hun eerste pleegkind ruim twintig jaar geleden in de armen, een hummeltje van anderhalf jaar. Later volgden nog twee jongens en een meisje. Van hun keuze voor pleegzorg hebben Peter en Nelleke Dirksen nooit spijt gehad. Al tekenen ze er wel bij aan: „Pleegkinderen zijn geen kinderen aan wie je geen kind hebt.”

Ben Tramper
8 July 2010 13:50Gewijzigd op 14 November 2020 11:08
beeld VidiPhoto
beeld VidiPhoto

De portretten van hun vier pleegkinderen hangen aan de muur van hun woning in Geldermalsen. Vrolijke tieners, elk met een eigen verhaal. Al op jonge leeftijd moesten ze weg bij hun biologische ouders. Peter Dirksen, adjunct-directeur van de reformatorische basisschool in zijn woonplaats, en zijn vrouw Nelleke stelden hun huis en hart graag voor hen open.

Willy is met zijn 22 jaar de oudste. Hij was twintig maanden toen bleek dat zijn moeder niet langer voor hem kon zorgen. De jongen, die een autistische stoornis heeft en als baby al kampte met hartproblemen en een luchtwegaandoening, kreeg een nieuw thuis bij het echtpaar Dirksen.

Na Willy volgt Joey, inmiddels 20 jaar oud. Hij was nog geen acht maanden toen hij door zijn pleegouders in een opvangtehuis in het zuiden van het land werd opgehaald. Tot zijn zestiende woonde hij bij hen, daarna vond hij onderdak in een tehuis voor jongeren.

Jeffrey (15) was anderhalf jaar toen hij bij Peter en Nelleke Dirksen in huis kwam. Een jaar geleden is hij verhuisd naar een internaat in Borculo. De weekenden en delen van de vakanties brengt hij bij zijn pleegouders door.

Tussen de foto’s van Willy, Joey en Jeffrey hangt het portret van een meisje. Ze kwam als baby van elf weken bij de familie Dirksen terecht, twee jaar later werd ze door het echtpaar geadopteerd. Inmiddels is ze 18 jaar. Haar naam wil ze liever niet in de krant.

De zorg voor hun pleegkinderen betekent voor Peter en Nelleke Dirksen, zeggen ze zelf, de vervulling van een intens levende wens. „Toen wij trouwden wisten we dat ons huwelijk om medische redenen kinderloos zou blijven. Ons gebed was: Mogen wij iets betekenen voor kinderen die hulp nodig hebben? Wij hebben ons daarop gemeld bij een instantie voor pleegzorg.”

Al spoedig werd er een beroep op het jonggetrouwde stel gedaan. „Of wij onderdak wilden bieden aan Willy. De vraag bereikte ons juist een dag nadat we waren verhuisd en we de Heere hadden gedankt voor onze nieuwe woning en Hem hadden gevraagd of Hij de lege kamers in ons huis wilde gebruiken voor de opvang van kinderen. Dat hebben wij als een besturing van hogerhand ervaren.”

Drie weken later mocht het echtpaar hun pleegzoontje ophalen in een ziekenhuis. „Veel meer tijd om ons voor te bereiden kregen we niet. Bij de andere kinderen was de tijd nog korter, soms maar een enkele dag”, zegt Peter. Met een lach: „Wij hebben nooit negen maanden hoeven te wachten op de komst van een kindje.”

Het moment waarop het echtpaar Willy in de armen gelegd kreeg, is onvergetelijk. „Wat waren we verwonderd dat wij de zorg voor dit kindje op ons mochten nemen. Zijn hulpeloosheid, zijn kwetsbaarheid –we waren er allebei diep door geraakt”, vertelt Nelleke.

Voor de opvoeding van Willy, en ook voor die van de andere kinderen, zouden Peter en Nelleke Dirksen alle zeilen moeten bijzetten. „Dat wisten we op voorhand”, zegt Peter. „Pleegkinderen hebben vaak een problematisch verleden. Vaak komen ze uit gebroken gezinnen en zijn ze nauwelijks of helemaal niet aan de moeder gehecht. Ik moet wel eens denken aan een slogan die ik ooit zag op een wervingsposter van een pleegzorginstantie: ”Ik ben geen kind aan wie je geen kind hebt”. Dat is raak gezegd.”

Vooral de periode waarin de kinderen puber zijn, is volgens het echtpaar complex. „Wat leeftijdsgenoten doen, doen zij ook: grenzen verkennen. Soms gaat de zoektocht naar hun eigen identiteit gepaard met heftige emoties en woorden. „Je bent niet eens m’n eigen moeder”, roepen ze dan. „Dat klopt.” „Waarom zou ik dan naar jullie luisteren?” „Omdat je bij ons woont en je je daarom aan de regels van ons huis moet houden.””

Juist vanwege de complexiteit van de opvoeding is het belangrijk dat man en vrouw schouder aan schouder staan, zegt Peter. „De opvang van pleegkinderen is geen hobby, niet iets wat je er even bij doet. Pleegzorg is teamwork. Je moet je er helemaal voor geven. Dat is niet erg, zeker niet als je ziet hoezeer je kinderen opbloeien in een veilige omgeving en iets proeven van de warmte van een gewoon gezinsleven.”

Anders dan bij eigen kinderen wordt er bij de opvoeding van pleegkinderen altijd door anderen meegekeken, zeggen Nelleke en Peter. „Pleegzorgwerkers staan je met raad en daad bij. Ook de moeders van onze kinderen komen regelmatig op bezoek. In het verleden gebeurde het wel dat er een luier moest worden verwisseld. „En nu is-ie voor jou”, zeiden we dan.”

Het echtpaar Dirksen zet zich in voor een christelijke opvoeding van hun pleegkinderen. Dat betekent dat ze ’s zondags meegaan naar de kerk, de gereformeerde gemeente in Geldermalsen, catechisatie volgen en zo mogelijk reformatorisch onderwijs krijgen.

Medewerkers van de pleegzorg hebben daar geen enkele moeite mee, aldus Peter. „Een moeder klaagde ooit dat haar kind bij ons geen tv mocht kijken. „Helemaal niet erg”, reageerde de gezinsvoogd, „hier mag hij orgelspelen; dat hebben andere kinderen weer niet.””

Dat hun pleegkinderen opgroeien in een kerkelijk leefklimaat ervaren Nelleke en Peter als „iets heel bijzonders. De afgelopen jaren waren niet de gemakkelijkste. Vaak moesten we onszelf wegcijferen. Maar de Heere gaf steeds kracht. We ervaren dat Hij keer op keer helpt. We hopen dat Zijn Woord de harten van onze kinderen raakt. En dat ze straks met dat Woord een eigen plaats in de maatschappij mogen innemen.”


Echte pa en ma

De 15-jarige Jeffrey woonde tot een jaar geleden bij de familie Dirksen in Geldermalsen. Hij was anderhalf jaar oud toen hij er in huis werd geplaatst.

Tegenwoordig komt hij alleen nog in de weekenden bij zijn pleegouders. „Ik zeg altijd pa en ma tegen hen. Ze zijn voor mij als een echte vader en moeder.” Met zijn biologische moeder belt Jeffrey wekelijks. „Haar noem ik altijd bij de voornaam. We kunnen goed met elkaar overweg.”

Van zijn jarenlange verblijf in het pleeggezin houdt Jeffrey een positieve indruk over. „Tijdens de vakantie ben ik er ook. Gelukkig wel. Het is thuis altijd goed, ja, gewoon goed.”


„Zonder bewogenheid gaat het niet”

De vraag naar ouders die hun huis openzetten voor pleegkinderen blijft onverminderd groot. Vorig jaar plaatste Pleegzorg Nederland bijna 9000 kinderen in een nieuw gezin, 10 procent meer dan een jaar eerder.

Een overzicht van de cijfers over 2009, vorige maand bekendgemaakt door Pleegzorg Nederland, maakt duidelijk dat het aantal pleegkinderen de afgelopen tien jaar bijna is verdubbeld. In 2000 vonden zo’n 12.000 kinderen een onderkomen bij nieuwe ouders, vorig jaar 23.300.

De duur van het verblijf in een pleeggezin varieert sterk. Voor bijna de helft van de pleegkinderen is dat korter dan een halfjaar. Ongeveer 40 procent verblijft er langer dan een jaar. In 2009 zijn iets meer meisjes (51 procent) dan jongens (49 procent) bij pleegouders geplaatst. Een op de drie kinderen is jonger dan 4 jaar, een op de drie tussen de 5 en de 12 jaar oud. De pleegzorg stopt zodra iemand 18 jaar wordt.

Om aan de vraag naar opvang te kunnen voldoen, zoekt Pleegzorg Nederland voortdurend nieuwe pleeggezinnen, onder meer via publiciteitscampagnes. Vorig jaar werden ruim 7500 informatiepakketten opgevraagd. Hoewel de belangstelling voor het opnemen van een pleegkind toenam, accepteerde Pleegzorg Nederland in 2009 minder pleegouders dan voorgaande jaren, in totaal bijna 3000.

Dat laatste houdt volgens directeur Bart Nitrauw van de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg (SGJ), aangesloten bij de overkoepelende organisatie Pleegzorg Nederland, verband met de strengere screening van potentiële pleegouders. „De belangrijkste vraag is of mensen in staat zijn kinderen een warme plek te geven. Daarbij wordt scherper dan voorheen gelet op het aspect van veiligheid. Kan iemand zijn handen thuishouden als hij boos wordt? Zo’n vraag komt in een gesprek aan de orde”, zegt hij.

De selectie van pleegouders vindt bijna op een natuurlijke manier plaats, aldus Nitrauw. „Wie zijn huis wil openzetten voor een pleegkind, volgt een reeks van zeven informatieavonden. Tijdens die bijeenkomsten komen allerlei aspecten van pleegzorg aan bod. Met welke instanties heb je te maken? Welke gedragsproblemen kunnen zich bij pleegkinderen voordoen? Hoe voorkom je dat je de rol van therapeut op je neemt? Gedurende het traject neemt bij de ene ouder de motivatie voor pleegzorg alleen maar toe, terwijl die bij de andere ouder juist afneemt.”

Ruimhartigheid is een vereiste voor het bieden van pleegzorg. Maar dat alleen is niet genoeg, zegt Nitrauw. „Ook allerlei praktische zaken spelen een rol. Heb ik een drukke baan? Kan ik pleegzorg wel met werken combineren? Is er in mijn huis voldoende ruimte voor een kind? Dat neemt niet weg dat vooral bewogenheid met de naaste nodig is. Zonder gaat het niet. En gelukkig blijken er elk jaar weer genoeg mensen te zijn die die bewogenheid hebben. Dat is voor mij reden tot dankbaarheid. Want als pleegkinderen iets nodig hebben, dan is het wel een warm gezinsleven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer