Muziek en architectuur versmelten
Het was een opvallend bouwwerk, het Bachpaviljoen in gebouw de Gashouder op het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam.
Het ontwerp was van de hand van de Britse architecte Zaha Hadid. Het tijdelijke paviljoen werd gebouwd voor uitvoeringen van de soloconcerten van Bach. Vorige week reisde het weer verder, naar Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten), waar het in het najaar zal worden gebruikt.
Het muziekpaviljoen was naar Nederland gehaald en opgesteld in de voormalige gasopslag in het kader van het Holland Festival 2010. Tijdens het festival gaf een drietal musici interpretaties van composities van Bach.
De Franse cellist Jean-Guihen Queyras speelde de cellosuites (BWV 1007-1012). De violist Viktoria Mullova speelde twee partita’s en een sonata (BWV 1001-1004-1006) en Kristian Bezuidenhout speelde op een fortepiano een keuze uit het Wolhltemperiertes Klavier en een Ricercar à 3 in c minor, uit ”Das Musikalisches Opfer”.
Het Bachpaviljoen is niet groter dan een flinke woonkamer, te klein voor de uitvoering van een breed geïnstrumenteerd kerkelijk werk zoals een passie of een cantate. De ruimte is het meest geschikt voor de uitvoering van muziek met een kleine bezetting.
In de architectuur bestaan verschillende parallellen met muziek. Voor dichter en filosoof Johann Wolfgang von Goethe was de ervaring van architectuur vergelijkbaar met de ervaring van muziek. Wetenschappelijk gezien is er ook een directe relatie tussen de vorm van een ruimte en de akoestiek.
Zittend in de architectonische ‘muziektent’ volg ik met mijn ogen het lijnenspel van het bouwwerk. Het is opgebouwd uit stroken met een doorsnede die steeds dezelfde vorm heeft maar afwijkende afmetingen. Het geraamte waarop het doek gespannen is, geeft een ritme aan de strook als de maatstrepen op een notenbalk.
De strook wordt soms smaller, verdikt zich dan, is soms breder dan lang. De lijnen vinden hun oorsprong, opvallend genoeg, bij de nooduitgang waar een wit vlak op de vloer is geschilderd. De verticale lijn gaat over in een holle, hellende wand die de omgeving aan het oog onttrekt.
De gebogen corridor, waar je in kunt lopen, neemt je op, totdat beide wanden om de bocht loskomen van de grond. Een dunne strook rijst nu links van mij op. Beide stroken smelten samen in de lucht. De ene gaat verder met het omhullen van de zaal, terwijl de andere in een scherpe bocht naar beneden valt. Daar verbreedt de strook zich, waardoor een podium ontstaat.
Weer valt mijn oog op het witte looppad. Het leidt me naar de plek waar eerder de smalle strook uit de grond oprees. Het paviljoen is een spiraal zonder losse einden. Ik neem plaats. Vanuit mijn zittende positie kruisen de verschillende stroken zich als melodielijnen die met elkaar een spel aangaan. Altijd in harmonie, net als in de muziek van Bach.
Welk stuk van Bach heeft de architecte verbeeld in het paviljoen? Veel van zijn composities zijn een demonstratie van zijn beheersing van de muziektheorie en zijn kennis van de muziekgeschiedenis. Gegoten in een vorm die steeds weer blijft fascineren. Een vergelijking van de verfijnde, soms doortrapte compositie van ”Das Musikalisches Opfer” met de compositietechniek van het paviljoen ligt eigenlijk voor de hand. Maar de vergelijking gaat ook mank door de diepte van Bachs talent.
Het muzikale cadeau van de componist aan Frederik de Grote, vorst van Pruisen, bestaat uit twee fuga’s, diverse canons en een afsluitende triosonate, die op een meesterlijke manier met elkaar verweven zijn. Wat echter opvalt is dat het ”Geschenk aan de Koning” verschillende boodschappen van Bach lijkt te bevatten aan het adres van de wereldlijke heerser. In ”Das Musikalisches Opfer” zijn er bijvoorbeeld tien canons. Door sommigen wordt dit aangeduid als een sterk theologische symboliek in het werk met een verwijzing naar de Tien Geboden. De toevoeging in het Latijn bij een van de canons ”zoals de noten toenemen, zo zal het fortuin van de Koning toenemen”, doet vermoeden dat de lutherse Bach een heel ander idee had bij een cadeau voor de Koning dan de verlichte heerser Frederik de Grote zelf. De muziek ”ruikt naar de kerk”, zoals Frederik het noemde.
Bach wist een theoretisch werk een lading mee te geven met een enorme rijkdom aan betekenis. Dat de lijn in het paviljoen van Zaha Hadid begint en eindigt bij de nooduitgang is in dit geval zeker geen toeval.
Het tijdelijke Bachpaviljoen is van de hand van de in Bagdad geboren Britse architecte Zaha Hadid (1950). Zij studeerde aan de Architectural Association in Londen. In 2004 won ze de Pritzker Prijs voor architectuur. Volgens Hadid is architectuur „als je het goed wilt doen, een per definitie ingewikkeld en tijdrovend proces. Daarom zie je zo veel middelmatige gebouwen.”
Zaha Hadid staat bekend om haar expressieve ontwerpen, waarin beweging een belangrijke rol speelt. Haar compromisloze houding betekende dat het lang duurde voordat haar creaties werden gebouwd. Momenteel is echter een groot aantal grote gebouwen van haar hand in uitvoering of opgeleverd, zoals het Maxximuseum van de 21e eeuw in Rome en het Phaeno Wetenschaps Centrum in het Duitse Wolfsburg.