„Situatie door droogte nog niet penibel”
ALMELO – Het neerslagtekort doet zich dit jaar zeldzaam vroeg voor. In een aantal gebieden, vooral in de wat hoger gelegen regio’s met een zandgrond in het zuiden en oosten, is al een beregeningsverbod voor agrariërs ingevoerd. Gerard Lansink van waterschap Regge en Dinkel: „De situatie is nog niet penibel, maar we moeten de vinger aan de pols houden.”
Op zijn computerscherm toont Lansink cijfers, kaartjes en grafieken. De afvoer van water in het gebied laat de laatste weken een drastische daling zien. „Zaterdagavond viel er weliswaar een stevige bui in Hengelo, die 27 millimeter opleverde, maar in het omliggende gebied viel maar 2 millimeter. Het zette nauwelijks zoden aan de dijk.”
Hoewel Rijkswaterstaat constateert dat de grondwaterstand voor begin juli de laatste twintig jaar niet zo laag is geweest, wil Lansink niet spreken van een penibele situatie. „De omstandigheden zijn nog niet extremer dan die we al eens hebben gehad. De IJssel en het Twentekanaal voeren nog voldoende water aan. Het opmerkelijke is wel dat we een lange, natte winter hadden. Nu al is de verdamping door de hitte van de afgelopen tijd erg hoog. Je ziet het blad van de jonge maïsplantjes al krullen. De huidige droogte is dit jaar erg vroeg op gang gekomen. Dat is naar mijn weten zeldzaam.”
Enige relativering van het droogteprobleem is op zijn plaats, meent Lansink. „Een paar flinke buien en de problemen zijn voorlopig weer voorbij.”
In het waterschap Regge en Dinkel geldt sinds vorige week een verbod op het onttrekken van water aan sloten en beken waarin het water niet meer over de stuw stroomt. „Daarop controleren we”, zegt Lansink. Het waterschap doet er alles aan om de wateraanvoer en -afvoer zo veel mogelijk te sturen, zodat overal het water blijft stromen. Zo maakt het gebruik van water uit de IJssel en het Twentekanaal om de beekjes te voeden. In het oostelijke deel van het gebied, tegen de Duitse grens, is dat onmogelijk. Aanvoer van water is door het hoogteverschil van soms wel 40 meter niet te doen. Als de droogte aanhoudt, zal de waterstand in sloten en beken ook in de rest van het gebied tot een minimum dalen. Dat heeft grote gevolgen voor de flora en fauna.
„We hebben nog niet het gevoel dat we alles uit de kast moeten halen”, zegt Lansink, „maar we proberen wel het aanwezige water langer vast te houden. Agrariërs hebben we gevraagd niet het gras rond de beekjes te maaien, zodat het water makkelijker wordt vastgehouden. Daarnaast beschikken we over waterbergingsgebieden die bij overvloedige regenval dienen als buffer en in droge perioden voor waterreserves kunnen zorgen.”
Lansink en zijn medewerkers controleren dagelijks niet alleen de hoeveelheid water in het gebied, maar ook de kwaliteit ervan. „Bij overvloedige neerslag stroomt overtollig water uit het riool in het oppervlaktewater. Daarbij komt er ook veel vuil vrij. Het watersysteem is ingericht op een situatie waarbij de regen enigszins gelijkmatig valt en niet in een grote hoeveelheid in één keer. De uitdaging voor ons en andere waterschappen is hoe we in de toekomst daarmee om moeten gaan.”