Kopenhagen houdt het bij de kroon
Als volgende week in twaalf landen binnen de eurozone iedereen gespannen is voor een gesmeerde invoering van de euro, doet men in Denemarken gewoon rustig aan. De bevolking heeft duidelijk aangegeven de Europese eenheidsmunt niet te willen en dat had de regering maar te aanvaarden.
Niet dat de politiek het niet wilde. De Deense regeringen zijn al sinds jaar en dag zeer Europees ingesteld. Denemarken behoort al sinds1972 tot de voorste landen die streven naar een betere afstemming van valutakoersen. En als het aan Kopenhagen zou hebben gelegen, zou volgende week ook de Deense kroon in de euro zijn opgegaan.
De grondwet in Denemarken schrijft voor dat er een referendum nodig is voor elk stukje nationale soevereiniteit dat het land prijsgeeft. Vorig jaar september kwam 85 procent van de Deense kiezers naar het stemhokje; 53,1 procent zei ”nej”. Daarmee was deelname aan de gezamenlijke Europese munt voorlopig van de baan.
Blauwdruk
Nu heeft Denemarken een beetje de traditie om bij volksraadplegingen in eerste instantie tegen de wens van de regering in te stemmen. In 1992 werd zo ook het Verdrag van Maastricht afgestemd, waarin een blauwdruk voor de Europese Monetaire Unie (EMU) -en dus voor de euro- was overeengekomen.
Het ”nee” van 1992 gaf een schok in heel Europa. Veel politici en analisten waren bang dat hiermee de Europese integratie werd gedwarsboomd, en dat nota bene door een van de kleinste landen van de Europese Unie.
De Deense regering begreep het signaal echter en kreeg van Brussel de ruimte om op vier punten een voorbehoud op ’Maastricht’ te maken. Al deze vier punten hadden te maken met gezamenlijk Europees beleid en dus met verlies aan nationale zelfstandigheid. In 1993 werd dit ’mini-Maastricht’ aan de kiezers voorgelegd en nu ging de meerderheid wel akkoord.
Velen verwachten daarom dat het ook nu wel losloopt met het ”nej” van de Denen. Maar het is voor de regering heel moeilijk om met enkele voorbehouden een nieuwe situatie te scheppen, waardoor men de zaak opnieuw aan de kiezer kan voorleggen.
In 1992 kon dat wel, omdat er in het Verdrag van Maastricht naar (beperkte) keuze kon worden ’gewinkeld’. Met de euro is dat veel moeilijker. De gezamenlijke munt is immers de aflakfase van een heel omvangrijk economisch integratiepakket dat maar weinig ruimte voor een nationale variatie overlaat.
De regering is echter niet helemaal zonder kansen. Op ten minste twee manieren kan er een nieuwe situatie ontstaan, waardoor men de burgers opnieuw kan raadplegen. De eerste is als Groot-Brittannië besluit mee te doen. De Britten vormen een van de grootste EU-landen en deelname aan de euro zal het monetaire landschap zeker veranderen.
De andere situatieverandering ontstaat helemaal vanzelf. Als de twaalf eurolanden een of twee jaar met hun nieuwe munt werken, is het voor de Deense regering heel legitiem om te vragen of men toch wil meedoen. Het bedrijfsleven heeft er door contacten met het buitenland dan al mee kennisgemaakt. Vakantiegangers hebben dan gezien hoe gemakkelijk het was. Zeker als de munt een succes wordt, moeten de tegenargumenten van de nej-groep wel heel sterk zijn.
Vlag
De anticampagne in Denemarken heeft zich steeds gericht tegen het verlies aan soevereiniteit. Denen zijn misschien niet sterk nationalistisch, maar toch zijn ze er wel erg trots op dat hun vlag, de Dannebrog, de oudste vlag ter wereld is. En het streelt hen dat ze een van de oudste monarchieën hebben.
Veel kiezers waren van mening dat de Deense regering geen eigen economisch en sociaal beleid meer kon voeren als ze zou zijn beroofd van haar belangrijkste instrument daarvoor, namelijk de nationale munt. De Deense kroon werd dus niet alleen gezien als een symbool van de Deense soevereiniteit, maar ook als een bewijs daarvan.
Hierop is misschien niet veel af te dingen, behalve dat de Deense kroon -net als de Nederlandse gulden- al sinds 1982 is gekoppeld aan de Duitse mark. Ook heeft Denemarken zich in januari 1999 onderworpen aan de vaste wisselkoers binnen de eurozone. De onafhankelijkheid is dus beslist heel beperkt.
Jens Peter Bonde, veteraan van de eurosceptische Junibeweging, is daar echter niet van ondersteboven. „Bij een gezamenlijke munt hoort een gezamenlijke regering en parlement. Als je die niet hebt, heb je ook geen munt nodig.”
De leider van de extreem rechtse Deense Volkspartij, Pia Kjaersgaard, zei dat de euro te maken had „met de opkomst van multiculturalisme en het verlies van nationale zelfstandigheid.”
De huidige Deense premier, Anders Fogh Rasmussen, ziet het echter anders. „Als klein land willen ze onze invloed uitbreiden door aan de tafel te gaan zitten waar de belangrijke besluiten worden genomen. Buiten de eurozone zal de concurrentiepositie van onze industrie verzwakken en de werkloosheid toenemen. Uiteindelijk is een gezamenlijke munt noodzakelijk.”
Doorn
De meeste EU-burgers zullen er niet van wakker liggen dat er 5,3 miljoen Denen zijn die de euro niet hebben. Toch is het voortbestaan van de kroon niet zonder betekenis. Als Denemarken besluit toch op de euro over te gaan, zal het voor de andere twee niet-eurolanden -Zweden en Groot-Brittannië- moeilijker worden deze positie vol te houden. Dat de Britten niet meedoen, is veel Europeanen nog een doorn in het oog. Daarom zal de dag worden geprezen waarop de Denen ”ja” stemmen.
Volgens het rooster is Denemarken vanaf juli tot eind 2002 voorzitter van de EU. De euro is dan al lang en breed ingevoerd. De regering-Rasmussen is dan mede in staat het succes van de jonge munt te bepalen. Als voorbereiding op een nieuw referendum kan deze voorzittersperiode nog een goede aanzet voor een campagne worden.