De Heere Jezus spreekt in onze tekst van „iemand.” Dat wil zeggen dat alle mensen moeten wedergeboren worden. Ja, elk deel van een mens moet vernieuwd worden, ziel en lichaam beide. Maar ook alle delen van het lichaam moeten worden vernieuwd, het hart, oog, oor en tong. In het bijzonder toch moeten ook alle krachten van zijn ziel vernieuwd worden: het verstand, de wil, het geweten. Ja, de gehele mens moet wedergeboren worden.Geliefden, nu wil ik niet zeggen dat de vernieuwde mens nooit door de zonde zal worden overwonnen. Ik weet dat in hem een gedurige strijd is tussen vlees en geest, die beide tegen elkaar strijden. Dan heeft Amelek de overhand, dan weer Israël. Dan weer zien zijn ogen de vleselijke lusten, dan vloekt zijn tong weer, soms doolt zijn verstand, dan is zijn wil weer dwars en slaapt zijn consciëntie.

Doch hierin verschilt een wedergeboren mens van een onwedergeboren: hij vecht tegen de zonden met al zijn krachten. Indien hij eindelijk de zonde bedrijft door de bekoorlijkheid en zwakheid van het vlees, dan schaamt hij zich en begint hij berouw te krijgen met alle delen en krachten van lichaam en ziel. Dan begint zijn consciëntie aan hem te knagen en hij is nooit gerust voordat de regenbak van zijn hart overloopt en de tranen over zijn wangen lopen van berouw. Zo wordt hij gewassen, gerechtvaardigd en geheiligd.

Isaac Ambrosius, predikant te Preston (De eerste, middelste en laatste dingen, 1660)