Pionieren rond de bars van Grand Rapids
GRAND RAPIDS – Hij leeft letterlijk van het gegevene. Vijf jaar geleden begon Don Staal een eigen gemeente in Grand Rapids, vlak bij de binnenstad. Midden in een wereld van bars, waar hij vroeger zelf leefde. Hij heeft geen geld en geen inkomen, maar alle rekeningen worden betaald en in voedsel en kleding voor zijn gezin wordt wonderlijk voorzien.
”The Lord’s Chapel” heet zijn kerk. Eerst had hij voor ”Zions’ Chapel” gekozen. „Maar mensen vroegen hoe het ging met Zion, ze dachten dat het mijn naam was. Ik heb er toen ”The Lord’s Chapel” van gemaakt. Als men mij vraagt hoe het met the Lord gaat, zei ik: Goed!”
Opgegroeid in een reformatorische traditie kreeg Don Staal de roeping om de Naam van Christus te verkondigen. Hij keerde terug naar de plaats waar hij een tijd lang midden in de wereld leefde, verslaafd aan drank en drugs. Hij huurde een gebouw, een voormalige pornoshop, op enkele meters afstand van vijf bars. „Veel barkeepers ken ik wel. Vriendelijke mensen, maar ze willen niet over hun Schepper spreken noch over Jezus als de enige Weg.”
Staal werkt veelal op straat. „Ik geef mijn visitekaartje aan voorbijgangers. Daarop staan de gegevens over onze diensten, met op de achterkant twee Bijbelteksten. Sommigen stoppen zo’n kaartje direct in hun zak. Hopelijk vinden ze het de dag erop weer. Dan zeggen ze misschien: „Hé, wat staat hier eigenlijk?” Het Woord van God keert nooit leeg terug.”
Elke zondagmorgen is er dienst, ’s avonds houdt Staal een gebedsbijeenkomst en op vrijdagavond Bijbelstudie. Een kerkenraad heeft hij niet, maar dat zou hij graag anders zien. „Ik zie uit naar een ouderling die in staat is onderwijs te geven en naar een diaken die mensen in materiële nood helpt. Ik heb wel iemand op het oog, maar die denkt nog te veel arminiaans. Ik geef hem wel goede boeken, maar al lees je duizend boeken, het is de Geest Die je de ogen moet openen. Veel Amerikanen denken dat het geloof een zaak is van je eigen beslissing.”
Mensen aan wie het Evangelie kan worden verteld, zijn er genoeg. „Hier komen veel thuislozen en alcoholisten langs. Ze voelen de leegheid van hun bestaan. Op zondag zijn het vooral mensen uit de middenklasse die de dienst bezoeken. Bij een Bijbelstudie komen mensen komen gemakkelijker binnen, soms zelfs dronken. Als het te erg wordt, gooi ik hen eruit.”
De eerste bekeerling was er pas na drie jaar, iemand uit een probleemwijk van Detroit. „De meeste bezoekers hebben wel een christelijke achtergrond, maar dat geeft soms ook problemen. Ik kreeg hier eens een stel dat samenwoonde. Toen het avondmaal bediend werd, liet ik weten dat deelname niet mogelijk was als mensen in strijd met de Bijbel leven. Het paar antwoordde dat in hun vroegere kerk over ongehuwd samenwonen nooit iets gezegd werd. Het meisje heeft toen afscheid genomen van haar vriend, waarna ze kon deelnemen aan het avondmaal.”
Theologisch staat Staal in de lijn van de gereformeerde baptisten (Reformed Baptists). Van de kinderdoop wil hij geen punt van discussie maken. Hij wil verder vooral onafhankelijk blijven. Op zijn kerkgebouw staat ”Nondenominational” (zelfstandig). „Er is mij wel eens gevraagd: Hoe kun je gemeente zijn zonder aansluiting te hebben bij een kerkverband? Maar waarom is een kerkverband nodig? Ik preek Christus, roep op tot bekering, preek dat mensen vruchten van geloof en bekering voort moeten brengen. Theologisch mag je mij een calvinist noemen, iemand die de ”five points of calvinism” aanhangt.”
Veel Amerikaanse christenen denken echter arminiaans, vindt Staal. „In de meeste gevallen is er sprake van een zondaarsgebed: je belijdt je zonde, je gelooft in Jezus en je bent gered. Veel predikanten gaan ervan uit dat al hun leden gelovig zijn. Dat is de grote fout van de kerk.”
Bij Staal horen ze zondags iets anders. „In veel diensten in Amerika gaat het om entertainment. Je vult een dienst met een vlotte presentatie en met een video. Bij ons wordt echter echt gepreekt en er worden psalmen en gezangen gezongen.”
De reacties op de aanwezigheid van zijn gemeente zijn uiteenlopend. „Mensen lopen langs en doen soms wat lacherig over het opschrift op het gebouw. Ik kan dat binnen horen, want de ruiten hier zijn niet dik. Eens vroeg iemand wat het woord ”anathema” betekende in het opschrift op het gebouw: „If any man not love the name of the Lord Jesus Christ, let him be anathema.” („Wie de Naam van de Heere Jezus niet liefheeft, zij een vervloeking”). Ik zei dat het vervloeking betekende. Die man was er woedend over.”
Het leven van Staal is door diepe dalen gegaan. Hij heeft een forse burn-out achter de rug. „Ik wist niet beter of ik moest altijd maar doorgaan. Ik moest immers gevolg geven aan Gods roeping. Nu weet ik dat ik niet alles kan doen wat ik zou willen. Ik heb ook nog een gezin met zes kinderen.
Staal wil niet collecteren tijdens de diensten. Maar bijna dagelijks vallen er wel dollarbiljetten op de vloer. Hij laat een stapel foto’s zien waarop dit vastgelegd is. Wonderlijk zijn de uitreddingen. Als hij ergens geld voor nodig had, kreeg hij een telefoontje en werd er in de behoefte voorzien. Aan eten en drinken heeft zijn gezin geen gebrek. „Eens zei een van onze kinderen dat hij zin had in cornflakes. Ik had ze niet. Diezelfde nacht werd ik wakker van lawaai in de bar naast ons gebouw. Ik ging een kijkje nemen. Toen ik de deur opende, zag ik enkele zakken cornflakes met enkele liters melk liggen.”
Toen twee buurvrouwen van in de tachtig stierven en een verwaarloosd huis achterlieten, wilde een barkeeper het kopen, om er een parkeerterrein van te maken. „Dat betekent dat ik tot diep in de nacht het lawaai van barbezoekers zou moeten aanhoren. De Heere gaf mij langs verschillende wegen de gelegenheid de woning voor slechts 10.000 dollar te kopen. Ik kan nu mensen onderdak geven als het moet. Ik vraag er geen huur voor, want ik krijg zelf alles van God. Al deze dingen zie ik als een bevestiging dat God mijn roeping heeft bekrachtigd.”