Goed doen
1 Petrus 5:8
„Zijt nuchteren, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om…”
Wij moeten wakker zijn in het volbrengen van de plichten die wij God schuldig zijn. We moeten, voordat we daartoe komen, overwegen wat dat inhoudt, en alle beletselen en hinderpalen wegruimen. Wij moeten onszelf daartoe bekwaam maken, God om hulp aanroepen en de middelen waarnemen. Terwijl wij de tijd hebben, laat ons goed doen. Laat ons geen gelegenheid voorbij laten gaan om onze naaste wel te doen en God in hem te verheerlijken.
In het doen van onze plichten moeten wij daarnaar streven. Wij moeten niet alleen doen de dingen die ons bevolen zijn, maar we moeten ook erop toezien hoe wij dat doen. Zie toe, hoe gij hoort (Lukas 8:18). Nadat het werk gedaan is, is er nog zorg dat het niet bedorven wordt, of dat wij er hoogmoedig onder worden. Dan zoekt de satan ons wijs te maken dat wij wat groots gedaan hebben. Daarom moeten wij ervoor waken dat wij zelf niet verleid worden door dingen die goed en loffelijk zijn. Wij moeten er ook op toezien dat onze omstandigheden dat werk niet bezoedelen. Want indien wij zorgeloos worden en niet de goede wacht houden, dan vallen wij weer in onze voorgaande fouten.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam (”Verzameling van enige predikaties”, 1681)