Nuchter
1 Petrus 5:8
„Zijt nuchteren, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om…” Nu broeders, hoor hoe ver een christen gaan kan in vrolijkheid en nochtans nuchter zijn. Hij kan spijze en drank gebruiken om daardoor de algemene plichten van godzaligheid of van zijn beroep waar te nemen. Hij moet alles doen ter ere van God. Hetzij eten, hetzij drinken, hij moet het alles doen, en bekwaam zijn om God te verheerlijken.
Dit is wat de apostel wil: Nuchter zijn en bekwaam zijn om dat te doen wat een christen betaamt. Dit is ook de vermaning van Jezus Christus in Lukas 21: „Wacht uzelf, dat uw hart niet ter enige tijd bezwaard wordt met brasserijen.” Hij wil dat wij ons hart niet bezwaren zullen.
Laat ons als in de dag eerlijk wandelen, niet in brasserijen en dronkenschap. De reden is dat de nacht is voorbijgegaan. De dag is nabij. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts.
De apostel gaat echter verder en zegt: Waakt. Hier kant hij zich tegen de zorgeloosheid van een christen.
Al is iemand in de genadestaat en zeker van zijn zaligheid, als hij die zekerheid maakt tot een zorgeloze gerustheid, is het toch alsof hij op geen goede gronden steunt.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam
(”Verzameling van enige predikaties”, 1681)