Terreur of tegenmaatregel
Titel:
”Schurkenstaat - De buitenlandse politiek van de enige supermogendheid ter wereld”
Auteur: William Blum
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2003
ISBN 90 5637 496 6
Pagina’s: 379
Prijs: € 19,95; Titel: ”Bush in Oorlog”
Auteur: Bob Woodward
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5108 597 5
Pagina’s: 336
Prijs: € 19,50.
Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken publiceerde onlangs zijn jaarlijkse rapport over de mensenrechtensituatie in veel landen. Daarbij werd ook kritiek geleverd op landen die de Verenigde Staten bijstaan in de wereldwijde strijd tegen het terrorisme of op staten die de Amerikaans-Britse invasie in Irak steunen. „Washington heeft de mond vol van mensenrechten en van schurkenstaten die ons bedreigen, maar men kijkt niet naar het eigen beleid, dat vaak erg twijfelachtige aspecten vertoont”, zeggen critici.
Turkije bijvoorbeeld werd bekritiseerd omdat gevangenen daar nog steeds „systematisch” worden gemarteld. Ook de persvrijheid laat er te wensen over. Saudi-Arabië kreeg een veeg uit de pan omdat de religieuze rechten van niet-moslims er beperkt worden. Volgens het rapport verslechtert in China de mensenrechtensituatie en misdragen Russische troepen zich nog steeds in Tsjetsjenië.
„Ik geloof niet dat onze samenwerking met landen waar de mensenrechtensituatie niet ideaal is, wordt geschaad als wij erop aandringen om die situatie te verbeteren”, aldus minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell bij de presentatie van het rapport.
„Dat klinkt mooi”, meent Tom Malinowski, directeur van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. „De vraag is echter gerechtvaardigd hoe Washington de rest van het jaar deze gegevens in het buitenlandse beleid verwerkt, zeker omdat de VS zelf op het gebied van de mensenrechten worden gekritiseerd sinds het lanceren van de strijd tegen het terrorisme.”
Malinowski wijst onder meer op de behandeling van gevangen „buitenlandse strijders” die worden vastgehouden op de Amerikaanse militaire basis Guantanamo op Cuba. Zij hebben niet de status van krijgsgevangenen volgens de Geneefse Conventie(s).
Zij genieten evenmin de privileges waarop Amerikaanse gevangenen recht hebben, hoewel dit ook niet voor allen geldt. José Padilla bijvoorbeeld zit al bijna een jaar vast zonder formele beschuldiging en zonder dat hij zijn advocaat heeft kunnen raadplegen. Enkele weken geleden werd Maher Hawash -Palestijns immigrant en sinds 1988 Amerikaans staatsburger- in Oregon gearresteerd. Niemand vertelt hem of zijn familie waarom. Hawash wordt nergens van beschuldigd. Er wordt alleen gezegd dat hij een „belangrijke getuige” is in een onderzoek in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Volgens de ”Patriot Act” (Patriottische Wet), die na de septemberaanslagen door het Congres werd aangenomen, kan Hawash voor onbepaalde tijd worden vastgehouden.
Schurkenstaat
„Washington heeft de mond vol van mensenrechten en van schurkenstaten die ons bedreigen, maar men kijkt niet naar het eigen beleid, dat vaak erg twijfelachtige aspecten vertoont”, stelt Malinowski. Hij gaat niet zover om de VS zelf een schurkenstaat (”rogue state”) te noemen, maar zijn landgenoot William Blum doet dat wel in zijn boek ”Rogue State: A Guide to the World’s Only Superpower”, in Nederland verschenen als ”Schurkenstaat - De buitenlandse politiek van de enige supermacht ter wereld.”
Blum weet waarover hij schrijft. Hij werkte voor Buitenlandse Zaken, maar stapte daar in 1967 op omdat hij zich niet kon verenigen met het Amerikaanse beleid ten aanzien van Vietnam. Sindsdien neemt Blum tal van aspecten van het binnen- en buitenlandse beleid van Amerika en van het Amerikaanse bedrijfsleven onder de loep in zijn uitgave ”Washington Free Press” en via boeken als ”Rogue State”.
In de inleiding van ”Rogue State” wordt de toon en de optiek van zijn kritiek meteen duidelijk: „Zeventig jaar lang hebben de VS bijna de hele wereld ervan overtuigd dat er een internationale samenzwering gaande was. Men deed de wereld geloven dat men de VS nodig had om haar tegen die dreiging te beschermen. Laat ons leger en onze bedrijven ongehinderd jullie land bezetten, geef ons de macht om te beslissen wie jullie leiders zijn en wij zullen jullie beschermen”, aldus Blum, die dit boek in 1999 schreef, voordat president Bush zijn nieuwe preventieve beleid toepaste op Irak.
Wandaden
Na de ineenstorting van het Sovjetimperium waarmee de communistische dreiging verdween, kwam er al snel een opvolger: het internationaal terrorisme. Dit richt zich vooral tegen Amerika. Waarom? „Omdat wij vrede en democratie bevorderen en omdat wij één front vormen tegen het terrorisme”, meende president Clinton. Volgens zijn opvolger Bush hebben terroristen het op Amerika gemunt „omdat zij onze vrijheid en onze welvaart benijden.”
Weinig Amerikanen erkennen dat terroristen vaak reageren op wandaden van de VS zelf, zoals het neerschieten van twee Libische vliegtuigen in 1981, het bombarderen van Beiroet in 1983 en 1984, de aanval op Libië in 1986, het tot zinken brengen van een Iraans schip in 1987, het neerschieten van een Iraans passagiersvliegtuig in 1988, het neerschieten van twee Libische vliegtuigen in 1989 en het bombarderen van Irak ná de eerste Golfoorlog. „Als terroristen ons aanvallen, doen zij aan terreur; als wij terugslaan, spreken wij van tegenmaatregelen”, zegt mediacriticus Norman Solomon, die door Blum wordt geciteerd.
Blum wijst erop dat er een ironisch effect van de „tovenaarsleerling” meespeelt in de Amerikaanse politiek. Washington steunde in de jaren tachtig bijvoorbeeld de Saudiër Osama bin Laden en diens medestanders in hun strijd in Afghanistan tegen de Sovjet-Unie. Bin Laden behoorde toen nog tot de „goede terroristen”. Net als Saddam Hussein, die door de Amerikanen werd gesteund in zijn achtjarige oorlog tegen Iran, dat door de VS als een grotere bedreiging werd beschouwd dan Irak. Washington voorzag Bagdad onder meer van inlichtingenmateriaal in de strijd tegen Teheran.
Gepland ongeluk
Wat doen de Amerikanen met „gevaarlijke terroristen”? Men probeert die te vermoorden. Blum komt met een lange opsomming van geslaagde en mislukte aanslagen op mensen zoals de Chinese premier Tsjoe en Lai, premier Mohammed Mossadeq van Iran, minister-president Patrice Loemoemba van Kongo, Moammar Gadaffi van Libië en -jawel- de Iraakse dictator Saddam Hussein.
Een rapport van de inlichtingendienst CIA uit de jaren vijftig zegt: „Voor moordaanslagen is een ”gepland ongeluk” bijzonder aan te raden. Er ontstaat weinig onrust en het wordt achteraf maar terloops onderzocht. Het meest effectieve ongeluk is een val van ongeveer 25 meter op een harde ondergrond. Zeer geschikt hiervoor zijn trappenhuizen, liftschachten, onbeveiligde ramen of bruggen. Men voert dit uit door een greep naar de enkels, waardoor de persoon over de rand stort.”
De Amerikanen doen hun vuile werk niet altijd zelf. Zij leiden daartoe ook mensen op uit verschillende landen die Washingtons belangstelling hebben. Dit gebeurde tot 1999 op de zogeheten ”School of the Americas”, een militaire academie in Fort Benning (Georgia). Hier werden moordenaars, folteraars en putschisten opgeleid, tot het Congres in 1999 kritische vragen begon te stellen. Het Pentagon gaf de academie toen een andere naam en een nieuw „lesprogramma”, maar wilde de school niet kwijt.
Waarom hecht men zo aan dit instituut? „Omdat samenwerking in veiligheidskwesties ons ”toegang” tot andere landen garandeert. Gebeurt dit niet, dan neemt onze invloed af”, stelde generaal Norman Schwarzkopf -de held van de eerste Golfoorlog- in 1990 tijdens een hoorzitting van het Congres. De militarisering van het Amerikaanse buitenlands beleid is dus geen uitvinding van president Bush, zoals deze dagen wel wordt beweerd.
Verarmd uranium
Sommige door Amerika opgeleide terroristen worden de nieuwe leiders van hun eigen land. Succesvol of niet, zij kunnen altijd terugkeren naar de VS als de grond hun thuis te heet onder de voeten wordt. In Florida wonen bijvoorbeeld de Salvadoraanse oud-generaals José Guillermo Garcia en Carlos Eugenio Vides Casanova. Zij waren als legerleiders in de jaren tachtig verantwoordelijk voor de doodseskaders die in El Salvador duizenden „subversieven” lieten ombrengen.
William Blum komt verder met een uitgebreide lijst van ondemocratische landen en regimes waarmee Washington de beste betrekkingen heeft. Verder noemt hij het gebruik van verarmd uranium in Amerikaanse munitie die ingezet werd tijdens de eerste Golfoorlog in Irak en vier jaar geleden in Kosovo. Na de militaire actie gaan de Amerikanen naar huis, maar zij laten een nucleair vervuild gebied achter waar later tal van ongebruikelijke ziekten worden geconstateerd, vooral bij kinderen.
Blums gruwellijst is te lang om hier op te sommen. Ze omvat experimenten en mogelijk gebruik van chemische en biologische wapens door de Amerikanen, een lange lijst van politieke en militaire interventies, zoals in Iran -in 1953 de afzetting van Mossadeq samen met de Britten-, in Zuidoost-Azië en in Chili. In laatstgenoemd land werd president Allende in 1973 vermoord en kreeg dictator Pinochet van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger de verzekering „dat wij sympathie hebben voor wat u probeert te doen”, namelijk het zonder vorm van proces laten vermoorden van duizenden tegenstanders. Om maar te zwijgen van de twijfelachtige rol van Amerika in Midden-Amerika.
Het zijn Amerika’s eigen wandaden die tot reacties bij terroristen leiden, meent Blum, die volgens de inleider van de Nederlandse vertaling (Aart Brouwer) soms te weinig oog heeft voor het feit dat in de wereld ook wel eens misstanden groeien zónder dat de VS daarbij betrokken zijn.
Al met al biedt Blums ”Schurkenstaat” een weinig opwekkend, maar beslist boeiend beeld van de macht van Amerika en van het ongebreidelde gebruik daarvan, zowel aan het thuisfront als in de wereld.
Afghaanse oorlog
Minder boeiend is ”Bush at War” (Bush in oorlog) van Bob Woodward. Hij is de man die met Carl Bernstein als verslaggever van The Washington Post indertijd de Watergate-affaire aan het rollen bracht, die in 1974 leidde tot het voortijdig aftreden van president Richard Nixon.
Woodward werkt nog steeds voor The Washington Post en produceert regelmatig „onthullende” analyses van de instituties van Amerika. ”Bush at war” is zijn laatste werk. Het volgt de president en zijn belangrijkste adviseurs tijdens de Afghaanse oorlog die volgde op de aanslagen in New York en Washington van 11 september 2001.
Woodwards boek is boeiend als men notulen over het denken van en rond de Amerikaanse president wil lezen, maar het levert beslist niet de beloofde „onthullende” analyses of kritische kanttekeningen.
„Niet gek”
Zou Woodward zich kritisch opstellen, dan had hij nooit ruime toegang kunnen krijgen tot het Witte Huis en tot mensen als president Bush, vice-president Cheney, minister van Defensie Rumsfeld en minister van Buitenlandse Zaken Powell.
Woodward is een notulist, en die notulen kunnen soms boeiend zijn. Bijvoorbeeld als de president tijdens een bezoek van Woodward aan Bush’ ranch in Crawford (Texas) met opgestoken vinger verkondigt dat hij „walgt” van de Noord-Koreaanse leider Kim Jong Il.
„Ik ben niet gek”, aldus de president. „Men zegt dat wij niet te snel moeten opereren, want de financiële lasten voor de bevolking zullen immens zijn als wij proberen om… als deze kerel ten val gebracht zou worden.”
Helaas vertaalt de Nederlandse uitgave deze laatste opmerking -„if this guy were to topple”- met „als deze kerel ten val zou komen.” Daarmee verdwijnt precies het onthullende karakter van Bush’ opmerking, wanneer hij duidelijk filosofeert over het „ten val brengen” van de Noord-Koreaanse leider. Verwijder wie je stoort of wie je in de weg zit, om welke reden dan ook; vandaag Saddam Hussein, morgen Kim Jong Il!
In het blad ”Current History” noemt de historicus Bruce Cumings van de universiteit van Chicago Bush „naïef” op het gebied van internationale politiek. Hij heeft echter zwaargewichten om zich heen verzameld, om hem op dit gebied bij te staan. Maar Cheney, Rumsfeld en Powell hebben eigen agenda’s, die moeilijk met elkaar te verenigen zijn en Bush is te zwak en heeft volgens Cumings te weinig diepgang om deze tegenstrijdige visies te vertalen in een coherent buitenlands beleid.
Wie de notulen van dit drama wil lezen, wordt door Woodward goed bediend. Analyse en duiding zal men echter elders moeten zoeken.