Strijd om de broek
Zelden tot nooit zijn vrouwen tevreden over hun lichaam. Het probleem zit altijd in volume en gewicht; meestal vinden ze zich te omvangrijk én te gewichtig. Bestrijding van dit euvel: tegenwoordig een streng dieet, in de achttiende eeuw zijn het baleinen korsetten, die de taille insnoeren.
Een eeuw eerder zijn de normen anders; dik is in, met vetrolletjes tel je pas mee. Wie pech heeft dun te zijn, lost dat op door kussens onder de japon te binden.
Smaken verschillen, zijn tijdgebonden. Het is heerlijk relativerend om in het boek van Raymond van Uytven te lezen. Hoe de mode en de eetgewoonten in de loop der eeuwen in West-Europa steeds wisselen. Wat vandaag als norm geldt, is morgen voorbij.
Vaak is het de clerus die zich ergert aan veranderingen. In de tiende eeuw geeft de bisschop van Reims af op schoenen met opkrullende punten. Zo’n honderd jaar later is het de monnik Rudolf Glaber die een ergerlijke wijziging in mannenmode meldt: „Haren die tot halverweg het hoofd zijn afgeknipt, een baard afgeschoren als bij potsenmakers.”
Baarden vormen een doorlopende discussie, althans het ontbreken daarvan. Tot 1200 zijn lange baarden vanzelfsprekend, daarna raken ze voor een tijd in onbruik, omdat ze onpraktisch zijn bij de gangbare wapenrusting. Maar meestentijds zijn kale kinnen een teken van verwijfdheid.
In de twaalfde eeuw speelt zich al de strijd om de broek af. Het is ongepast voor vrouwen om die te dragen. Een vrouw ”met de broek aan” kun je beter mijden. Alleen gaat het dan wel om een onderbroek.