Smit sleept opdracht uit slag om Irak
Kanonnen bulderen, machinegeweren ratelen. Amerikanen en Britten delen mokerslagen uit aan het regime in Irak. De belegering van Bagdad levert Nederlandse bedrijven werk op. Smit Internationale sleept met twee sleepboten een aardige opdracht uit de slag om Saddam.
Twee slepers van Smit uit Singapore zijn al enkele weken stand by in de Golfregio. De ”La Buan” en de ”Lamut” verlenen in opdracht van de Amerikaanse marine assistentie aan schepen in nood. De wateren in het oorlogsgebied liggen bomvol schepen.
„Bij een verkeerde manoeuvre kunnen er zomaar twee met elkaar in aanvaring komen”, legt Smit-topman B. Vree uit. De slepers van Smit staan daarom paraat. Ze zijn overigens niet alleen beschikbaar voor Amerikaanse oorlogsschepen. „Wij helpen alle schepen in nood. Eventueel ook Iraakse.” Het contract met de Amerikanen zou assistentie aan vijandelijke vaartuigen niet verbieden.
De multipurpose sleepboten maken deel uit van de wereldwijde ’wegenwacht op zee’ van Smit Internationale. Het 40 meter lange vaartuig kan plaats bieden aan zo’n veertig opvarenden. Alle verblijfsruimten zijn voorzien van airconditioning. Geen overbodige luxe in de hitte van het Midden-Oosten.
Elke sleepboot telt twaalf bemanningsleden. Vooral Aziaten, waaronder veel Filipijnen. Geen Hollanders. De bemanning bestaat enkel uit vrijwilligers. Smit dwingt niemand. Volgens de topman was het geen enkel probleem mensen te vinden. „Vrijwilliger zijn betekent overigens niet dat ze het voor niks doen”, haast Vree zich te zeggen. „Men doet graag dit soort klussen.”
De risico’s van de operatie vallen volgens Vree mee. „Wij blijven op veilige afstand. Er kan natuurlijk altijd een raket uit de bocht vliegen. De kans daarop is echter niet groot. Als we dichter naar de gevechtshaard toe moeten, dan betaalt de opdrachtgever daar extra gevarengeld voor.”
De topman wijst erop dat zijn mannen niet voor het eerst worden geconfronteerd met risicovolle situaties. „Wij zijn altijd bezig met redelijk gevaarlijke werkzaamheden. Dat is ons vak. Onze mensen zijn nu eenmaal geen vakkenvullers bij Albert Heijn.”
Hoeveel Smit verdient aan de operatie, wil Vree niet zeggen. „De Amerikanen betalen per dag. Hoe langer de oorlog duurt, hoe meer wij eraan verdienen.” Veel te doen is er voor de bemanning momenteel niet. „Ze brengen de tijd door met wachten. En met onderhoud aan het schip.”
Het Rotterdamse sleep- en bergingsbedrijf onderhoudt goede relaties met de Amerikaanse marine. Ook tijdens de vorige Golfoorlog was Smit in het Midden-Oosten paraat. Verder heeft het maritieme concern februari 2001 voor de marine de Japanse vissersboot die bij Hawaï in aanvaring was gekomen met een Amerikaanse onderzeeër, geborgen.
Toch heeft de top van het Rotterdamse sleep- en bergingsbedrijf zich eerst eens achter het oor gekrabd toen het verzoek van de Amerikaanse marine binnenkwam om twee sleepboten te leveren. „Doen we dit wel of doen we dit niet. Oorlog is geen automatisme”, legt Vree uit.
Voor hem spelen daarbij verschillende overwegingen een rol. In de eerste plaats de publieke opinie, ten tweede het eigen personeel, in de derde plaats de aandeelhouders en ten slotte de politiek. Het bedrijf heeft intern geen protocol hoe om te gaan met opdrachten die voortkomen uit oorlogshandelingen. „We bekijken elk geval op zich. Dit is zo’n specifieke situatie.”
Voor Vree is doorslaggevend dat hij geen verboden dingen doet. „Daar doe ik niet aan mee. Maar alles wat niet verboden is, kunnen wij doen.” Bovendien wijst hij erop geen troepen of materieel voor de Amerikanen te vervoeren.
Smit Internationale hoopt na afloop van de oorlog enkele opdrachten van de nieuwe regering in Bagdad in de wacht te slepen. „De monding van de Eufraat en de Tigris ligt vol scheepswrakken. Ook nog uit de eerste Golfoorlog. Als de havens normaal bereikbaar moeten zijn, zullen die toch opgeruimd moeten worden.”
Of deze opdrachten lucratief zijn, kan Vree niet zeggen. „Dat is nog weer een ander verhaal. Maar het is onze business. Of we er wat aan overhouden, is natuurlijk altijd de volgende vraag. Maar er ligt genoeg.”
Dit is het tweede artikel in een serie over Nederlandse bedrijven die zakendoen in het oorlogsgebied. Morgen deel drie: Martinair.