Stel dat je boek een beststeller blijkt te zijn
Een van de eerste broodschrijvers in Nederland was de dichter Hubert Corneliszoon Poot (1689-1733). Deze man werd bekend met zijn in 1718 gepubliceerde ”Mengeldichten”. De boerenzoon Poot bood zijn liefdesgedichtjes ter publicatie aan bij een Rotterdamse boekhandelaar. In ruil daarvoor kreeg hij een mooie Bijbel, en werd bedankt. Geen van beiden kon bevroeden dat de bundel in korte tijd een derde druk zou beleven. De kassa van de boekhandelaar rinkelde, maar Poot werkte nog altijd op het land. „Moet men dan (...) zyn’ tyt, oli, papier, pennen, inkt enz. alleenlyk ten dienst en voordeele eener drukpers slyten en verbezigen?” moet hij hebben verzucht. De dichter liet het er niet bij zitten en eiste zijn aandeel van de inkomsten op, met een juridische strijd als gevolg.
Dichter Poot zou als hij nog leefde blij zijn met het wetsvoorstel dat minister Hirsch Ballin (Justitie) begin deze maand openbaar maakte. Daarmee wordt de juridische positie van makers (auteurs, liedjesdichters, componisten) enorm versterkt. Als het voorstel van kracht wordt, komt er een nieuw hoofdstuk in de Auteurswet, met enkele belangrijke bepalingen. Zo zal de overdracht van het auteursrecht niet meer mogelijk zijn tijdens het leven van de makers. In plaats van hun rechten over te dragen, geven de makers hun werk bij de exploitant (de uitgever, de platenmaatschappij) in licentie. En een exclusieve licentie die langer dan vijf jaar duurt, kan elke vijf jaar worden opgezegd.
Daarnaast heeft de maker recht op een ”billijke vergoeding” voor het geven van een exclusieve licentie. Die vergoeding heet billijk te zijn als de hoogte ervan door het ministerie van OCW is vastgesteld, op gezamenlijk verzoek van verenigingen van makers en exploitanten.
Dichter Poot zou vooral tevreden kunnen zijn met de zogeheten ”disproportionaliteitsregel” in het voorstel. Stel dat een boek wordt uitgegeven, en het blijkt na verschijnen een bestseller te zijn. Binnen drie maanden tijd zijn vijf herdrukken nodig. Naar wie gaan die extra opbrengsten? Deze nieuwe regel, ook wel ”bestsellersbepaling” genoemd, bepaalt dat de vergoeding voor de maker van een werk evenredig moet zijn aan de opbrengst van de exploitatie.
Uit de toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat de belangen van de exploitant niet uit het oog worden verloren. Zo geldt de disproportionaliteitsregel alleen als er sprake is van „een ernstige onevenredigheid tussen de vergoeding en de opbrengst.” „Zodoende wordt verzekerd dat een exploitant genoegzaam in de gelegenheid is om de gedane investeringen terug te verdienen”, aldus de toelichting. „Bovendien wordt daardoor verzekerd dat de exploitant (voor het ondernemingsrisico dat hij met de exploitatie van werken van letterkunde, wetenschap en kunst bereid is te lopen) winst kan maken. Dat is ook noodzakelijk om op andere investeringen geleden verliezen te kunnen compenseren.”
Om nog even bij het voorbeeld van het boek te blijven: stel dat de titel juist niet goed loopt, en de uitgever ziet weinig in een herdruk? Ook voor dat geval is een bepaling bedacht. De auteur krijgt dan de mogelijkheid het contract te ontbinden als zijn werk niet binnen een redelijke termijn wordt herdrukt.
Tot en met 31 augustus kan gereageerd worden op het voorontwerp, dat te vinden is op de website overheid.nl. Het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) in Amsterdam heeft op zijn website al laten weten „met verbazing” van het ontwerp kennis te hebben genomen. Volgens het NUV is er sprake van een belangrijke beperking van de contractsvrijheid tussen auteur en uitgever, tussen maker en exploitant. Het Platform Makers, dat zo’n 30.000 auteurs en kunstenaars vertegenwoordigt, ziet in het voorstel juist een tegenwicht „aan de steeds grotere media- en machtsconcentratie van uitgevers, omroepbedrijven en platen- en filmmaatschappijen.” Genoeg stof tot discussie dus, zeker nu het auteursrecht in het digitale tijdperk alom onder druk staat.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl