Vijf redenen om een valse Vermeer te kopen
Hoe is het mogelijk dat het Rotterdamse museum Boijmans in 1937 een valse Vermeer voor 540.000 gulden aanschafte? Wie ”De Emmaüsganers” nu bekijkt kan slechts het hoofd schudden. En latere vervalsingen van Van Meegeren lijken zelfs in de verste verte niet op een Vermeer.
De aankoop van ”De Emmaüsgangers” door Museum Boijmans heeft altijd de meeste aandacht getrokken. Via een tussenpersoon slaagde Han van Meegeren erin de officiële kunstwereld met deze „nieuw ontdekte Vermeer” te bedotten. De gerenommeerde kunsthistoricus Abraham Bredius, die het schilderij had ‘ontdekt’ sprak van hét meesterwerk van Vermeer. Het Rijksmuseum in Amsterdam greep er net naast. Daarna gingen de Vermeervervalsingen van Van Meegeren als warme broodjes over de toonbank. Vijf verklaringen voor het succes van deze meestervervalser.
1. Han van Meegeren verstaat zijn ‘vak’.
Van Meegeren gaat zorgvuldig te werk – aanvankelijk althans. Hij koopt zeventiende-eeuwse doeken die hij schoonschraapt en hergebruikt. Hij maakt eigen verven uit onbewerkte materialen en gebruikt dezelfde soort penselen als Vermeer. Maar het belangrijkste is dat hij bakeliet toepast bij de bereiding van verf. Door de schilderijen nadat ze zijn voltooid in een oven te verhitten, krijgen ze het typische verouderingscraquelé (de fijne barstjes in de verf) dat bij gewone olieverfschilderijen pas na vele decennia ontstaat. Bovendien zorgt het bakeliet ervoor dat de verf de alcoholtest doorstaat. Olieverf lost nog jarenlang na gebruik vrij gemakkelijk op in alcohol. Menig vals schilderij is met een in alcohol gedrenkt doekje ontmaskerd. Van Meegeren zorgt ook voor opzettelijke beschadigingen die hij soms provisorisch herstelt om het schilderij een ‘geschiedenis’ te geven.
2. Kunstkenners vermoedden dat er nog meer vroege Vermeers moeten zijn dan de paar die bekend zijn.
Vermeer heeft maar een klein oeuvre nagelaten, niet meer dan 36 schilderijen. Vroege werken zijn helemaal zeldzaam. Duidelijk is dat Vermeer aan het begin van zijn carrière de ambitie had om historieschilder te worden. De drie vroegste werken (”Diana en haar nimfen”, ”Christus in het huis van Martha en Maria” en ”De koppelaarster”) wijken sterk af van de latere werken van Vermeer – hoofdzakelijk interieurs. Het historiestuk was in de zeventiende eeuw het hoogst haalbare, omdat hiervoor eerst een schriftelijke bron moest worden bestudeerd. Daarna moest de kunstenaar zijn verbeeldingskracht gebruiken om het verhaal op doek tot leven te brengen. De juiste schikking van de figuren en een overtuigende weergave van emoties waren daarbij belangrijk. Van Meegeren speelt handig in op de gedachte dat Vermeer wellicht nog meer historiestukken heeft gemaakt. Er moeten ‘missing links’ zijn tussen zijn vroegste en zijn latere werken. Van Meegeren gebruikt typische Vermeerkenmerken uit latere schilderijen in zijn vervalsingen, zoals de lichtpuntjes op het brood bij de Emmaüsgangers. En de vroom-intieme uitstraling die hij de Bijbelse schilderijen geeft, past bij de opvattingen die kunstkenners in de jaren dertig hebben over de 17e-eeuwse Nederlandse schilderkunst.
3. Nazikopstukken maken jacht op oude kunst.
Veel nazikopstukken –Hitler en Göring voorop– zijn fervente verzamelaars van kunst. In heel Europa zoeken ze voordurend naar schilderijen en andere kunstvoorwerpen om hun collecties aan te vullen. In deze situatie (het land is nog niet bezet) hebben Nederlandse musea er alle belang bij om een zojuist ontdekte ‘Vermeer’ snel aan te kopen en de Duitsers een slag vóór te zijn. Boijmans en het Rijksmuseum doen zo hun uiterste best om ”De Emmaüsgangers” in bezit te krijgen. In de oorlog, als er gebrek aan eerste levensbehoeften heerst, blijkt kunst voor zowel zwarthandelaren als nazi’s een aantrekkelijke en waardevaste belegging. Omgekeerd zien veel welgestelde Nederlanders (onder wie veel Joden) zich genoodzaakt om oude Hollandse meesters en romantische genretaferelen van de familiezolder te halen en te verkopen. Zo wordt kunst in de oorlogsjaren een belangrijke economische factor. Dat er hier en daar onbekende ‘Vermeers’ opduiken is dus niet zo vreemd.
4. Van Meegeren vraagt astronomische bedragen voor zijn vervalsingen.
Dat Van Meegeren vervalsingen maakt komt voor een deel voort uit een gevoel van miskenning door de gevestigde kunstcritici. Maar sterker nog is zijn honger naar geld en luxe. Hij schroomt niet om (steeds via tussenpersonen) zeer hoge bedragen te vragen voor zijn ‘Vermeers’. Voor ”De Emmaüsgangers” telt Museum Boijmans 540.000 gulden neer. Minder bekend is dat ook het Rijksmuseum een fantastische miskoop doet met ”De voetwassing”. De staat gaat voor maar liefst 1,1 miljoen gulden het schip in. En Göring telt voor ”Christus en de overspelige vrouw” de lieve som van 1,6 miljoen gulden neer. Juist deze extreme prijzen wekken de belangstelling en begeerte van kunstverzamelaars en kunstcritici en smoren een eventueel wantrouwen in de kiem. Zulke dure kunstwerken móéten wel echt zijn.
5. Je ziet wat je wilt zien.
Als een kunstkenner eenmaal overtuigd is van de echtheid van een schilderij valt het hem moeilijk daarvan los te komen. Dat is een kwestie van psychologie. Ondanks alle technische mogelijkheden is intuïtie nog altijd doorslaggevend bij het vaststellen van de echtheid van een kunstwerk. Hoewel de Parijse vertegenwoordiger van de grote Amerikaanse kunsthandelaar Duveen ”De Emmaüsgangers” als ”rotten fake” bestempelt, houdt Abraham Bredius, de ontdekker van het schilderij, vol dat het een Vermeer is. De mooiste van allemaal zelfs. Onvolkomenheden in het schilderij doen daar geen afbreuk aan. Integendeel, die kom je bij alle grote meesters tegen, zelfs bij Rembrandt. Ook in de kunst maakt liefde blind.
In Het Mauritshuis in Den Haag zijn voor de eerste keer in Nederland de drie vroegste werken van Vermeer bij elkaar te zien. Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam laat tegelijkertijd schilderijen zien die ooit als échte Vermeers werden beschouwd, maar door Van Meegeren waren gemaakt. Beide tentoonstellingen zijn tot en met 22 augustus te zien.