DAF 75 jaar op de goede weg
Nee, geen grap. Vorige week dinsdag was het 75 jaar geleden dat Hub van Doorne zijn intrek nam in een werkplaatsje bij een bierbrouwerij. Hij was daar als onderhoudsmonteur gestationeerd, maar had ook zo zijn eigen ideeën. Hub en zijn broer Wim bouwden van alles. Het bekendst is wel het pientere pookje, de Variomatic. Maar ook andere technische hoogstandjes ontsproten aan hun brein.
Op 1 april 1928 start Hub met zijn ”Hub van Doorne Machinefabriek en Reparatie-inrichting”. Midden in de jaren twintig is Hub werkmeester op de machinefabriek van Sjef Mandigers in Eindhoven, waar hij in contact komt met bierbrouwer Huenges, directeur-eigenaar van de Brouwerij en IJsfabriek Coolen. Deze is zo onder de indruk van de technische capaciteiten van de jonge Hub, dat hij hulp biedt bij het opzetten van een zaak. Hij stelt Hub daarvoor 10.000 gulden ter beschikking.
Het constructiebedrijfje gaat van start met vier medewerkers. Van Doorne richt zich met name op las-, constructie- en smeedwerk. De zaken gaan goed, binnen een jaar is er werk voor 32 personen.
De crisis in de jaren ’30 dwingt het bedrijf om te zien naar nieuwe activiteiten. Samen met zijn jongere broer Wim, inmiddels ook in de zaak, gaat Hub aanhangwagens en opleggers maken. Hij durft het (in 1933) aan om chassis helemaal elektrisch te lassen in plaats van te klinken. Het resultaat is een lichtgewicht oplegger, die de aandacht van de gehele vakwereld trekt.
In 1936 zijn de broers weer in beeld, nu met een totaalconcept: de DAF-Losser. Deze is ontwikkeld voor het laden en lossen van spoorwegcontainers. De laadkisten wegen beladen zo’n 3,5 ton en zijn ongeveer 3 meter lang. Met de Losser kunnen ze snel en goed van en op een spoorwagon worden gezet of bij een klant worden opgehaald en afgeleverd.
Prototypes
In de oorlogsjaren ziet DAF kans zich voor te bereiden op de periode erna. De fabrikant maakt een nieuw type aanhanger en bouwt drie prototypes van een heuse truck. Na de oorlog draait DAF in de maalstroom mee en levert transportmateriaal, nodig voor de wederopbouw. Hub en Wim zijn daarnaast volop bezig met het op poten zetten van een automobielfabriek.
In september 1949 is het zover: de eerste bedrijfswagen van DAF rolt van de band. Voor de aandrijving zorgen Hercules-benzine- en Perkins-dieselmotoren. Chassis, remdelen en wielnaven komen uit eigen fabrieken. In 1956 besluit DAF zelf motoren te gaan bouwen, met name om de kwaliteit ervan te kunnen garanderen. Vanuit de eigen productie vindt ook de ontwikkeling plaats. De Eindhovense fabrikant is een van de eerste motorenbouwers die een turbo toepast. Ook het idee van een intercooler komt uit deze Nederlandse koker.
Al in 1951 komt DAF met een geheel eigen cabine, voor die tijd zijn ze nog van derden. Op 3 mei 1955 wordt het tienduizendste DAF-chassis afgeleverd. Bij die feestelijke gelegenheid deelt Hub mee opnieuw een legerorder van 3600 voertuigen te hebben ontvangen en dat de noodzakelijke uitbreiding van de fabriek al is gestart.
DAF komt in 1957 met een nieuwe serie zware truckchassis, de 2000-reeks, in 1962 gevolgd door de 2600. Met name dit model verzet de bakens in truckland. Met een compacte bouw voor zo veel mogelijk laadlengte, slaagt DAF erin een moderne cabine te bouwen die ook als slaapcabine kan worden uitgevoerd. DAF telt mee als fabrikant.
Personenauto
In relatief korte tijd heeft het bedrijf zich ontwikkeld van een fabrikant die veel inkocht en alleen de chassis zelf bouwde tot een complete automobielfabriek. Eentje die in staat is op de RAI van 1958 een personenauto te introduceren. De DAF 600 met een revolutionaire, volautomatische aandrijving, de Variomatic, is een feit. Later volgen onder andere de 33, 44, 55 en 66 met diezelfde bijzondere aandrijving. Die bestaat in principe uit twee poelies waarvan de diameter kan veranderen; eentje aan de motorkant, eentje aan de kant van de aandrijflijn. Een rubber riem verbindt de beide poelies. Het veranderen van de diameter geeft een verandering van overbrengverhoudingen.
De continu variabele transmissie (cvt) met een stalen duw-schakelband, zoals nu bekend in de autowereld, is de geperfectioneerde uitvoering hiervan. De huidige cvt wordt gemaakt bij VDT (Van Doorne’s Transmissie) in Tilburg, een bedrijf dat hoort bij de Duitse industriële gigant Bosch. Met name Japanse autofabrikanten, maar ook bijvoorbeeld Ford, zijn afnemer in Tilburg.
Met DAF’s personenautodivisie gaat het minder voorspoedig dan met de Variomatic. Volvo neemt in 1972 een minderheidsbelang en krijgt in 1975 het volledige eigendom. In totaal maakt DAF zo’n 820.000 personenauto’s.
Het vrachtwagenverhaal is echter nog springlevend. In 1970 introduceert DAF een compleet nieuwe truckgeneratie (F 1600-F 2200), die zich kenmerkt door de kantelcabines. Dat betekent dat onderhoud aan de motoren sneller en gemakkelijker kan plaatshebben. Drie jaar later volgt de toepassing van een ruim 20 centimeter bredere variant van de kantelcabine voor de nieuwe 2800, een van de grote succesnummers uit de historie van het bedrijf.
Succesnummers
Halverwege de jaren tachtig start DAF een intensieve samenwerking met British Leyland. In 1987 gaat Leyland in Nederlandse handen over. Succesnummers blijven niet uit, kroon is de titel ”Truck of the Year” in 1988.
Maar, aan het begin van de jaren negentig stort de bedrijfswagenmarkt in. Met name in Groot-Brittannië, de tweede thuismarkt van DAF, staat de situatie er niet rooskleurig voor. Zelfs zo dat DAF failliet gaat. Een nieuwe DAF komt er snel. Binnen enkele weken is het nieuwe DAF Trucks een feit. Met een modern productenprogramma hervindt het bedrijf de weg omhoog. Toch blijkt het te klein om zelfstandig verder te kunnen. De overname door het Amerikaanse PACCAR in 1996 is dan ook een uitkomst. PACCAR is een van de grootste truckfabrikanten ter wereld, producent van toonaangevende merken als Kenworth en Peterbilt. Zo heeft DAF een goede basis om haar positie in de komende jaren verder uit te breiden. Verder dan Hub en Wim ooit hebben durven dromen.