Kinderen als wapen in Irak
Martin Janssen
DAMASCUS – De terroristische organisatie al-Qaida maakt in toenemende mate gebruik van kindmartelaars. Wat tien jaar geleden religieus niet acceptabel leek, is het thans wel.
Enkele dagen geleden vertoonden Arabische televisiekanalen beelden van een gebeurtenis die tegelijkertijd deerniswekkend en huiveringwekkend was. Het geheel speelde zich af in de Iraakse provincie Anbar, ten noordoosten van Bagdad.
Een –naar later bleek– tienjarig jongetje had zich reeds geruime tijd verdacht opgehouden in de buurt van een politiepost, wat de argwaan had opgewekt van de aanwezige agenten. Zij omsingelden het jongetje, dat onhandig aan zijn riem begon te trekken en vervolgens in huilen uitbarstte. Het kind bleek een riem te dragen gevuld met explosieven en was naar de politiepost gestuurd om zich op te blazen en “martelaar” te worden.
Tribale leiders in de Anbarprovincie waarschuwen reeds geruime tijd voor pogingen van de terreurorganisatie al-Qaida om kinderen, zowel jongens als meisjes, als zelfmoordenaars te ronselen. En met toenemend succes. In april arresteerden speciale eenheden van het Irakese leger vier minderjarigen, die door al-Qaida gerekruteerd waren om zelfmoordaanslagen te plegen in Kirkuk. Tijdens het daaropvolgend onderzoek vertelden de kinderen, die alle vier jonger dan twaalf waren, de Iraakse autoriteiten, dat ze „paradijsvogels” waren. Een naam, afgeleid van het traditionele islamitisch geloof dat kinderen, wanneer ze sterven vogels worden in de hemel.
Deze gebeurtenissen weerspiegelen enerzijds de mate van indoctrinatie en hersenspoeling, waaraan deze kinderen worden blootgesteld. Anderzijds getuigen ze van de totale gewetensloosheid van degenen die hier achter zitten.
Nog gevaarlijker is het volgende incident. Een achtjarig jongetje stapte enkele weken geleden in Mosul op een politieagent af, met in zijn hand een ‘speelgoedgeweer’. Althans, dat dacht de dienstdoende officier. Het jongetje richtte echter zijn ‘speelgoedgeweer’ op de officier en schoot hem recht in zijn gezicht. De militair overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. Het incident heeft de Iraakse politie nerveus gemaakt.
Na decennia van oorlogen is het in Irak normaal geworden dat kinderen met speelgoedgeweren op straat spelen. De autoriteiten hebben echter dringende waarschuwingen doen uitgaan om hiermee te stoppen. Dat is nodig omdat in Irak de grens tussen realiteit en absurditeit steeds vager is geworden.
Sheikh al-Dulaima, leider is van een van de soennitische stammen in Anbar, zegt dat de ronselpraktijken van al-Qaida onder kinderen de sfeer in hun traditionele samenlevingen vergiftigen.
Kinderen worden namelijk in toenemende mate met argwaan bekeken. Het heeft een sfeer gecreëerd waarin alle kinderen onder verdenking staan en er al gauw wordt gedacht dat een bepaald jongetje zich verdacht gedraagt.
Kinderen die hun eed van gehoorzaamheid hebben afgelegd aan de leider van een plaatselijke al-Qaida cel, zijn daadwerkelijk levensgevaarlijk geworden. Ze zijn in een dermate vergaande mate gehersenspoeld dat ze ieder bevel van hun leider blindelings opvolgen. Ze zijn bereid om hun eigen familie te vermoorden.
Hadi Amiri, hoofd van de Iraakse veiligheidscommissie, stelt dat het ronselen van kinderen de huidige zwakte van al-Qaida in Irak aantoont. De organisatie zou in Irak bijna bankroet zijn. Maar de vele zware ontploffingen die de afgelopen maanden Irak verscheurden, lijken een andere taal te spreken.
Al-Qaida in Irak lijkt terug van weggeweest en het ronselen van kinderen als zelfmoordenaars wijst eerder in de richting van het verleggen van grenzen. Wat tien jaar geleden religieus niet acceptabel leek, is het thans wel. Zoals ook, naar analogie van het succes van de ”Zwarte weduwen” in Tsjetjenië, in toenemende mate weduwen in Irak worden geronseld.