Geallieerden koelen af met Brabants maltbier
LIESHOUT - Soldaten van beide partijen hebben recht op de beste verzorging, zegt hij. „Dat wij speciaal aan de oorlog zouden willen verdienen, is absoluut onwaar. Maar waar vraag is, leveren we.” Achter de frontlinies vloeit het maltbier uit Brabant rijkelijk. ”Zo, nu eerst een Bavaria” geldt zeker in de hete woestijn.plattekst (u15,1,0(Wie Lieshout zegt, zegt Bavaria en andersom. De bierbrouwer is diep geworteld in het Brabantse land. Peter Swinkels is voorzitter van de raad van bestuur. Hij is de zesde generatie Swinkels, nadat voorvader Laurentius Moorees in 1719 een ambachtelijke brouwerij startte in Lieshout. Door het huwelijk van Laurentius’ dochter Brigitta kwam het bedrijf in 1764 in handen van de familie Swinkels.
Of werken in een niet-beursgenoteerd familiebedrijf leuk is, hoef je de bestuursvoorzitter niet te vragen, dat vertelt hij uit zichzelf. De arbeidsvreugde straalt ook uit zijn ogen. Des te vervelender vindt hij het dat hij hier en daar fout wordt geciteerd en verkeerd wordt begrepen als het gaat over de bemoeienis van de firma bij de oorlog in Irak. Bavaria levert miljoenen blikjes en flesjes alcoholvrij bier aan de Britse en Amerikaanse troepen en verdient daar een leuke grijpstuiver aan.
De historie van Bavaria in het Midden-Oosten begint zo’n 25 jaar geleden. „Na de tweede oliecrisis steeg de koopkracht van 1,2 miljard mensen die vanuit hun geloofsovertuiging geen alcohol mochten nuttigen. Wij hadden toen al enige ervaring met alcoholvrij bier, bijvoorbeeld in Nigeria, waar ook de helft van de bevolking moslim is. Er lag in het Midden-Oosten een enorme markt te wachten. Daar sprongen wij in.” Concurrentie was er op dat moment alleen van Moussy, een Zwitsers maltbiertje.
Toen in 1991 de eerste Golfoorlog uitbrak, had Bavaria al een stabiele positie in het gebied. Een exclusief contract met de cateringsorganisatie van het Amerikaanse leger zorgde ervoor dat de Brabantse brouwer gedurende de oorlog ongeveer 60 miljoen blikjes alcoholvrij bier kon afzetten. „Het voordeel van een relatief klein familiebedrijf is dat je goed kunt inspelen op nieuwe kansen. Wij hadden snel de contacten en de logistiek op orde. Die is in de oorlog net zo belangrijk als je wapentuig. Zonder water en voedsel is een leger nergens. En als soldaten in de hitte per dag 10 of 12 liter water drinken, is aan het eind van de dag een alcoholvrij biertje toch wel erg lekker.”
Na een radioberichtje van de AVRO over Bavaria’s betrokkenheid kreeg Swinkels in 1991 de hele journalistieke wereld over zich heen, want verdienen aan de oorlog, dat was toch wel bijzonder immoreel, zo luidde de opvatting. „Dat was dan nog op het moment dat bijna de hele wereld achter de bevrijding van Koeweit stond. Kun je nagaan.”
Nu is er sprake van een andersoortig conflict, meent Swinkels. „Een conflict tussen landen dat met wapens wordt uitgevochten. Van huis uit ben ik zelf bijna pacifist, al heb ik nooit op de PSP gestemd. Ik kan vandaag nog nauwelijks begrijpen dat mensen het niet met hun mond af kunnen en naar wapens grijpen. Dat betekent echter niet dat er niet goed voor die jongens moet worden gezorgd. We zouden bij wijze van spreken ook de tegenstander kunnen bevoorraden. Ook die soldaten hebben recht op een prima verzorging. Ze krijgen opdrachten van hogerhand en hebben die maar uit te voeren.”
Toen de oorlog in Irak recent uitbrak, was het „logisch” dat Bavaria weer ging leveren. „We zaten de afgelopen jaren volop in het gebied, we zien nu dus alleen de omzet daar aantrekken. Ook bij de concurrenten. We zijn een seizoensgevoelige sector. Op onze top vullen we hier in Lieshout zo’n 250.000 blikjes per uur. Dat gaat zo van Pasen tot september. We zijn nu dus gewoon wat eerder begonnen met voluit te gaan.”
Het bier gaat per container die kant op: in blik en in wegwerpfles. Een snelle rekensom op de tafelcalculator geeft op jaarbasis een omzetstijging van 20 procent te zien als gevolg van de oorlog. „Maar ik mag toch hopen dat deze oorlog geen jaar gaat duren.”
Bavaria is qua grootte vergelijkbaar met Grolsch en Interbrew (Oranjeboom, Dommelsch). Het bedrijf met circa 1050 werknemers -inclusief de limonadepoot Herschi/Hero en biertjes als La Trappe- zette vorig jaar voor 335 miljoen euro om. „Ons aandeel op de binnenlandse biermarkt is 15 procent, voor alcoholvrij 70 procent.”
„Wij hebben het beste alcoholvrije bier ter wereld, en houden onze voorsprong op de concurrentie die pas twaalf jaar geleden met malt begon”, zegt Swinkels. De helft van de totale bieromzet wordt in het buitenland gesleten: Italië, Frankrijk, Spanje en de UK. Sinds het ineenstorten van de Russische markt (1998) is het bedrijf voorzichtig actief in de VS.
Dit is het eerste artikel in een serie over Nederlandse bedrijven die zaken doen in het oorlogsgebied.