Ds. Visser: Keuzes maken in spitsuur van het leven
UTRECHT – Dertigers die in de drukte van het leven afhaken van de kerk zijn geen slachtoffers, vindt ds. J. Visser. „Geloof is niet iets dat iemand verliest, maar een zaak waarnaar iemand weigert zijn leven in te richten.”
De predikant van de protestantse gemeente van Antwerpen, zelf een dertiger, sprak donderdagavond in Utrecht voor de RRQR, de reünistenvereniging van de reformatorische studentenvereniging CSFR. Hij hield een lezing over de betekenis van de kerk voor het spitsuur van het leven. Met dat spitsuur bedoelde hij de levensfase waarin mensen het drukste zijn: de dertigers, met uitlopers naar de twintigers en de veertigers. Het is bekend dat juist in die categorie velen van de kerk afhaken.
Ds. Visser constateerde dat CSFR-leden die de kerk de rug toekeren dat doorgaans op latere leeftijd doen dan studenten van andere studentenverenigingen. Daar heeft het proces zich dikwijls al voor hun studieperiode voltrokken.
De meeste CSFR-leden blijven na hun studie wel bij de kerk, maar op een andere manier, zei hij. „Er valt een verschuiving in hun geloofsbeleving waar te nemen. Van traditioneel geloven verschuift het beeld naar meer openheid richting de cultuur en afstand nemen van de refozuil.”
Ds. Visser noemde dit een proces van secularisatie. Met dat woord bedoelde hij niet ontkerkelijking maar „anders geloven.” „Het geloof wordt een keuzemogelijkheid.” De predikant vond het opmerkelijk dat bij een Afrikaanse familie in Antwerpen die een tijdlang niet naar de kerk was gegaan, het Godsbesef niet was verdwenen. Het risico op het verdwijnen van het Godsbesef bij Nederlanders die een soortgelijke ontwikkeling meemaken, is juist heel groot, constateerde ds. Visser.
Het oud-CSFR-lid vroeg om alert te zijn op signalen die erop wijzen dat de band met de kerk losser wordt. „Het lijkt mee te vallen. Ze verlaten de kerk niet en masse, maar er wringt wel iets.” Concreet noemde hij een minder trouwe kerkgang, een minder sterke binding aan de gemeenschap en een andere opstelling naar de cultuur. „De meesten van hen zijn meer open naar de cultuur dan het gemiddelde kerklid. Ze zijn minder stellig over hun eigen geloof, waarderen dikwijls authenticiteit sterker dan waarheid, hebben een afkeer van fanatisme en hokjesgeest en kennen de kerk maar een bescheiden plaats toe in de samenleving.”
De predikant zei dat dertigers zich geen slachtoffer moeten voelen. „Wie in het verkeer in de file staat, is deel van het probleem. Wie in het spitsuur van het leven staat, is dat ook. Geloof is niet iets wat iemand verliest, maar waarnaar iemand weigert zijn leven in te richten. Wie te druk is voor het geloof is geen slachtoffer, maar is lui of ijdel. Of je maakt geen echte keuzes, of je stelt de verkeerde prioriteiten, of je wordt te veel door status en materialisme in beslag genomen.”
Hoe moet de kerk daarop reageren? Wat de kerk niet moet doen, is zich laten inpakken door drukke dertigers die, gewend aan beleidsplannen en overlegstructuren, met die tools de kerk willen leiden, stelde ds. Visser. Toch kan de kerk wel iets doen. Ds. Visser pleitte voor twee dingen. Het eerste is concentratie. Het is van wezenlijk belang om zich tijdens de kerkdiensten te richten op de ontmoeting met de levende Heere en daarvoor is concentratie en rust nodig, aldus ds. Visser. Inhoudelijk is concentratie op Jezus een vereiste. De predikant citeerde de Deense verzetsheld Kaj Munk, die altijd een briefje bij zich droeg waarop stond: „Wat is christendom? Eerbied voor Christus.” Zodra het geloof iets algemeens wordt, gaat het mis, meent de predikant.
Als tweede belangrijke punt voor de kerk noemde hij het gemeenschappelijk beleefde geloof dat zich uit in ontmoetingen en navolging. Die ontmoetingen hebben bijvoorbeeld plaats tijdens Bijbelkringen en maaltijden. De navolging kan gestalte krijgen door aandacht voor armen en behoeftigen. Volgens ds. Visser hebben veel dertigers belangstelling voor navolging als levensstijl.
Hij was zich bewust geen oplossing te bieden, maar „we worden wel gevraagd om ons kruis op ons te nemen en te geloven dat het Woord krachtig genoeg is om in het spitsuur van het leven vrucht te dragen.”