Laagopgeleide steeds meer vast aan onderkant arbeidsmarkt
Laagopgeleiden komen in toenemende mate vast te zitten aan de onderkant van de arbeidsmarkt, verwacht prof. dr. Erik de Gier. Er is meer dynamiek nodig in dit segment werknemers.
Kennisname van het vandaag gepubliceerde rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over de positie van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt levert tegenstrijdige gevoelens op. Aan de ene kant lijkt het allemaal wel mee te vallen. Het aantal laaggeschoolde banen is de afgelopen tien jaar niet gedaald. Daarnaast zijn de kansen van laagopgeleide werknemers gemeten naar omvang en hoogte van werkloosheid, uurlonen en baankwaliteit gemiddeld genomen niet verslechterd.
Aan de andere kant bevat het rapport ook aanwijzingen die een minder rooskleurig beeld schetsen. Laagopgeleiden zitten vast aan de onderkant van de arbeidsmarkt en kansen op verticale mobiliteit zijn klein of vrijwel nihil. Daarnaast worden zij, meer dan hoogopgeleiden, geconfronteerd met tijdelijke flexibele arbeidscontracten. Ten slotte is ook hun toekomstperspectief minder zeker.
Om een scherper beeld te krijgen is het noodzakelijk het perspectief enigszins te kantelen en niet zozeer –zoals het SCP voornamelijk doet– te focussen op het gelijkblijvende of dalende aandeel van deze arbeidsmarktcategorie. Dit laatste wekt de indruk dat het probleem eerder kleiner dan groter wordt. Het is beter om de positie van laagopgeleiden allereerst te bezien in vergelijking met de veranderende positie van middelbaar- en hoogopgeleiden en daarnaast minder naar het afgelopen decennium en meer naar het komende decennium te kijken.
De relatief weinige gegevens daarover in het rapport stemmen niet gerust. Zo blijkt de afstand tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt in het afgelopen decennium te zijn toegenomen. Daardoor neemt niet alleen de polarisatie op de arbeidsmarkt toe, maar wordt het ook moeilijker voor laagopgeleiden om door te stromen naar hogere segmenten.
Per saldo hebben de laagopgeleiden hun positie op de arbeidsmarkt in het afgelopen decennium kunnen handhaven in een overwegend krappe arbeidsmarkt. Daar staat tegenover dat de hoogopgeleiden hun positie hebben kunnen verbeteren. De vraag naar hoogopgeleide werknemers is de laatste tien jaar sterk toegenomen. Daardoor konden zij meer eisen stellen in de sfeer van beloning, arbeidsvoorwaarden en niet het minst ook aan de kwaliteit van de arbeid dan laagopgeleiden. Hoogopgeleiden kunnen daarom gelden als winnaars van het afgelopen decennium op de arbeidsmarkt en laagopgeleiden als verliezers.
Dat laatste geldt eens te meer omdat de min of meer gelijk gebleven positie van laagopgeleiden voornamelijk het gevolg is van de toegenomen participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. De mannen in deze categorie zijn traditioneel veel meer werkzaam in de industrie, die voor een deel dit werk verplaatst naar lagelonenlanden. Alleen de transportsector vertoonde in het afgelopen decennium een groei van het aantal laagopgeleide banen.
Kijken we naar de toekomst, dan neemt het gevoel van ongerustheid ten aanzien van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt alleen maar verder toe. Dat komt voor een deel door de huidige recessie. Met name in de industrie gaan als gevolg daarvan veel banen verloren en het is allerminst zeker dat deze weer terugkomen.
Daarnaast is er de verwachting dat de zorgsector een belangrijke leverancier blijft van banen voor laagopgeleiden. Als gevolg van de vergrijzing en de toename van het aantal chronisch zieken zal de vraag naar arbeid in de zorgsector in de toekomst in theorie sterk gaan toenemen. Daar staat echter tegenover dat er tot 2015 minimaal 20 procent moet worden bezuinigd op collectieve zorguitgaven. Daardoor zal de stijging van de vraag naar arbeid in de zorg zonder twijfel worden afgeremd.
Per saldo ziet het ernaar uit dat de werkloosheid onder laagopgeleiden in de toekomst gaat toenemen. Hun arbeidsmarktpositie zal daardoor verslechteren en de afstand tot hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt zal verder toenemen. Dit brengt risico’s met zich mee voor een verdere polarisatie tussen laag- en hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt.
Het is daarom zaak te streven naar een aanzienlijke verhoging van de dynamiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waardoor niet alleen de horizontale mobiliteit groter wordt, maar vooral ook de verticale mobiliteit van onder naar boven. De trek in de schoorsteen zal moeten toenemen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de gewenste dynamiek aan te jagen. Scholing is een van de ook nu al veel beproefde instrumenten. Een andere mogelijkheid is de omvang van het aantal banen voor laagopgeleiden op peil te houden of liever nog te vergroten met behulp van het in stand houden van subsidiegelden, het beperken van regels voor startende ondernemers en een al of niet tijdelijke verlaging van arbeidskosten.
De auteur is hoogleraar comparatief arbeidsmarktbeleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen.