Inspectie onderwijs heeft geen verstand van statistiek
De manier waarop opbrengsten in het onderwijs gemeten worden klopt niet volgens Herman Godlieb. Vervang de top van de inspectie door deskundigen met kennis van zaken.
In het artikel ”Vette onvoldoende voor onderwijsinspectie” (RD van 28 april) poneerde ik de stelling dat er in dit land geen onafhankelijke wetenschapper is te vinden die de opbrengstbepaling van de onderwijsinspectie kan onderbouwen. Het lijkt een gewaagde uitspraak, maar dat is niet het geval. Er hebben zich tot op heden nog geen wetenschappers gemeld en de onderwijsinspectie hult zich in een diep stilzwijgen.
De pas teruggetreden nestor van de Tweede Kamer Van der Vlies (SGP) doorbrak het zwijgen door naar aanleiding van het artikel de minister van Onderwijs te vragen een onafhankelijke onderbouwing te leveren voor de methodiek van de inspectie. Ik was erg benieuwd hoe de minister zich hieruit zou redden.
In zijn antwoord verwijst de minister als onderbouwing naar het rapport ”Het oog der natie: scholen op rapport”. Een uitstekende wetenschappelijke publicatie, die uitgebreid ingaat op de technisch-analytische problemen, de bruikbaarheidsproblemen, de politiek-ethische problemen en de maatschappelijke problemen van publicatie van schoolprestaties.
In het rapport zijn ook standaarden opgenomen waaraan een methodiek minimaal moet voldoen. Wat blijkt: de huidige werkwijze voor de opbrengstbepaling van het basisonderwijs voldoet op essentiële punten niet aan de geformuleerde standaarden! Het bepalen van de ”toegevoegde waarde” lukt al niet, omdat er geen aanvangsniveau bekend is. De onderwijsinspectie opereert volledig in strijd met de opvattingen van de wetenschappers.
In deze tijd van bezuinigingen kan de minister veel geld besparen door enkele onafhankelijke statistici en methodologen de meetwijze van de opbrengsten te laten onderzoeken. De conclusie zal zijn dat met de schatting van opbrengsten in het basisonderwijs uiterst voorzichtig moet worden omgesprongen en dat de verschillen tussen scholen vooral schijnverschillen zijn ten gevolge van meetfouten. Het vele miljoenen verslindende circus rond de 600 zwakke en zeer zwakke scholen kan dan zonder probleem worden opgedoekt.
Eén vraag blijft me boeien. Hoe is het mogelijk dat er een toezicht is geconstrueerd en geaccepteerd met denkfouten als fundament? Zijn politici, bestuurders, onderwijsdeskundigen en bepaalde wetenschappers ”een beetje dom”?
Het antwoord is ja, maar niet dommer dan in andere landen. De genoemde sectoren worden voornamelijk bevolkt door alfa’s. Talige mensen die vaak moeite hebben om te bepalen welke waarde je aan getallen mag hechten. Vooral wanneer er enige statistiek om de hoek komt kijken, gaat het mis. Er is geen sprake van onwil, maar vooral van onkunde en onwetendheid.
Al met al is het de hoogste tijd om het onderwijstoezicht drastisch te herzien en de top van de inspectie te vervangen door deskundigen met kennis van zaken. Onderwijs is een serieuze zaak en verdient een zorgvuldig, rechtvaardig en betrouwbaar toezicht.
De auteur is meerschoolsdirecteur voor de Stichting Openbaar Onderwijs Oost-Groningen (Sooog).