Overheidsbegrotingen: snoeien of toch water geven?
Na de financiële malaise van de afgelopen jaren kleuren de meeste overheidsbegrotingen bloedrood. Megabezuinigingen staan mondiaal op de rol. Risico’s op een ”double dip” worden daarbij voor lief genomen. Terecht?
In één week gebruikten VVD- leider Rutte en SP-fractievoorzitter Roemer recent dezelfde beeldspraak. De economie wordt daarin gezien als een bloeiende plant, die er, na het doorstaan van de meest heftige crisis sinds de jaren dertig, op dit moment wat verlept bijstaat.
Maar de VVD als uiterst rechts in het politieke spectrum en de SP als uiterst links dragen verschillende oplossingen aan om het plantje weer wat op te fleuren. Waar Rutte wil „snoeien om te kunnen groeien”, benadrukte Roemer dat de zwakke economie op dit moment meer gebaat is bij „water” dan bij een snoeischaar.
Beiden hebben een punt. En eigenlijk is dit de aloude economische discussie tussen de volgelingen van Keynes (1883-1946) en de neoklassieken in een notendop. Waar keynesianen bij economische tegenwind pleiten voor extra overheidsuitgaven om de economie draaiende te houden, zijn neoklassieken min of meer per definitie tegen hogere collectieve lasten.
Nu is er op zichzelf niets mis met Keynesiaans beleid. Maar wie zich, zoals Roemer, vol achter deze man schaart, moet zich dan ook wel achter de héle Keynes scharen. En dat betekent niet alleen oplopende overheidsbestedingen in tijden van malheur, maar ook het terugdraaien van de staatsuitgaven wanneer het economisch gezien voor de wind gaat.
En juist aan dat laatste schort het nogal eens bij keynesianen in de politiek, met een spiraal van oplopende begrotingstekorten als resultante. Om die reden stapten veel overheden in de laatste decennia af van het keynesiaanse beleid. Een kleine, slagvaardige staat met alle ruimte voor de markt werd het nieuwe adagium. Maar na het aanbreken van de kredietcrisis maakte Keynes een opvallende comeback. Om de financiële crisis het hoofd te bieden, haalden overheden alles uit de kast en trokken ze wereldwijd miljarden uit, met oplopende overheidstekorten als gevolg.
Sinds onlangs echter Griekenland bijna bankroet ging en de euro kelderde, is heel Europa er weer van overtuigd dat keiharde saneringsmaatregelen nodig zijn. Zo wil de VVD als winnaar van de verkiezingen de komende jaren zo’n 30 miljard euro bezuinigen en maakten ook Duitsland (80 miljard) en Frankrijk (45 miljard) vorige week hun straffe saneringsplannen openbaar. Zelfs Japan, dat de afgelopen twee decennia een economische politiek voerde van louter stimuleren, wil vanaf nu op de kleintjes gaan letten.
De Amerikaanse econoom Krugman noemt het mes zetten in de overheidsuitgaven echter het domste wat overheden kunnen doen. Nu de private sector nog onvoldoende in staat lijkt het stokje van de overheid als ”big spender” over te nemen, zullen dalende overheidsuitgaven ten koste gaan van het broze economische herstel. Op die manier bezuinig je de economie kapot, aldus Krugman, met een nieuwe dip (de zogenoemde ”double dip”) als gevolg.
De geschiedenis lijkt Krugmans mening echter niet te staven. Zij leert juist dat bezuinigingsrondes, zeker wanneer het saneringen betreft die de marktwerking versterken, vaak het startsein waren van periodes van relatief hoge groei.
Uiteraard is het onontkoombaar dat de zware bezuinigingen die in vrijwel heel Europa op stapel staan, de groei de komende jaren zullen drukken. Vraag is echter of dit dan reden is de saneringsmaatregelen maar achterwege te laten.
De Nederlandsche Bank (DNB) concludeerde vorige week van niet. De extra kosten van verlies van economische groei van een straf bezuinigingspakket zouden even hoog zijn als de kosten van uitstel van dergelijke bezuinigingen. Om nog maar niet te spreken van een staatsschuld die onbetaalbaar zou kunnen worden wanneer de rentepercentages voor staatsleningen oplopen, juist als gevolg van dit uitstel. Daarnaast verdeelt snel saneren de pijn van bezuinigingen evenrediger tussen huidige en toekomstige generaties.
Wie trouwens hoopt dat economieën zich uit de huidige schulden kunnen groeien, heeft het mis. De tekorten van de dertig leden van het economische samenwerkingsverband OESO gingen sinds 2007 zeven keer over de kop. En in de VS gaan de meeste overheidsinkomsten tegenwoordig nog slechts naar drie gebieden: defensie, sociale zaken en de zorg. Alle overige uitgaven plús de jaarlijkse rentelast kunnen alleen worden betaald met nieuwe schulden. Daar groei je niet overheen.