President Mahinda Rajapaksa haalde in een toespraak nog een keer hard uit naar critici uit binnen- en buitenland, die stellen dat het Sri Lankaanse leger zich schuldig heeft gemaakt aan grove schendingen van de mensenrechten en misdaden tegen de mensheid. Zijn broer, minister van Defensie Gotabhaya Rajapaksa, zou hoogstpersoonlijk hebben bevolen dat leiders van de Tamil Tijgers moesten worden gedood.

Rajapaksa wil niets weten van een onafhankelijk onderzoek naar het optreden van het leger, de rol van zijn broer daarin en de dood van duizenden burgers in de eindfase van de strijd. Onder meer de Verenigde Staten en de Europese Unie dringen al tijden aan op serieus onderzoek, maar Sri Lanka weigert daarmee in te stemmen.

Volgens schattingen van de Verenigde Naties kwamen zeker zevenduizend burgers om het leven in de eerste vier maanden van 2009. De regering op Sri Lanka is zich echter van geen kwaad bewust. „Onze troepen streden met een wapen in de ene hand, en een kopie van het mensenrechtenmanifest in de andere”, stelde Rajapaksa, die voor de gelegenheid witte kleding had aangetrokken.

Op 18 mei 2009 viel het laatste bolwerk van de Tamil Tijgers in het noordoosten van Sri Lanka, en werden de leiders van deze beweging gedood. Daarmee kwam na 37 jaar een eind aan een gewapend conflict, waarin de rebellen streefden naar een onafhankelijke staat op het eiland ten zuiden van India. Tienduizenden mensen vonden de dood tijdens het geweld tussen het leger en de separatisten.

De herdenking van de overwinning op de Tamil Tijgers had een maand geleden plaats moeten hebben, maar werd uitgesteld in verband met barre weersomstandigheden.