Bezuinigingskoorts of -kunst
De wereld maakt een van de ernstigste economische crises mee sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Die economische crisis heeft gevolgen voor de overheidsfinanciën.
Dat raakt in het bijzonder de Europese Unie en dan weer vooral de landen die de euro hebben: de zogeheten eurozone. Deze landen hebben namelijk toen ze de euro invoerden afgesproken dat ze hun overheidsfinanciën op orde zouden houden (begrotingstekort maximaal 3 procent) en er ook zorg voor zouden dragen dat de staatsschuld beheersbaar blijft (mag niet hoger zijn dan 60 procent van het nationale inkomen). Deze afspraken zijn vastgelegd in het zogenaamde Stabiliteitspact.
Om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden hebben de Europese landen (en ook andere, waaronder de VS) elk een pakket maatregelen bedacht om de economie te stimuleren. Die maatregelen hebben redelijk goed gewerkt, al is het lastig hiervoor op dit moment al een hard bewijs te leveren. In feite paste men daarbij een oud recept toe, dat rond 1940 is bedacht door de beroemde Engelse econoom Keynes. Dit keynesianisme is jaren verguisd, maar werd na de crisis snel en geruisloos weer van stal gehaald.
Het nadeel van een dergelijk stimuleringsbeleid is dat het geld kost. Zoals gezegd staan daar ook baten tegenover, maar voor wie alleen maar naar de overheidsbegroting kijkt is elke uitgave een kostenpost.
Overigens was Keynes zich daarvan ook bewust. Hij stelde dat men de economie in een recessie moest stimuleren, maar dat in een periode van hoogconjunctuur juist weer ‘afremming’ van de economie nodig is.
Met andere woorden: de rekening van de slechte tijden wordt afbetaald in de goede tijden. Als er sprake is van hoogconjunctuur zorgt de overheid voor een overschot op haar begroting en spaart daarmee de middelen die ze kan inzetten om zich een tekort te veroorloven als het slecht gaat.
Dat idee om magere jaren en vette jaren op een slimme manier met elkaar te verbinden is eigenlijk veel ouder dan Keynes. Je zou het met meer recht het Jozefprincipe kunnen noemen, dat voor het eerst en met succes werd toegepast in Egypte.
De kern waar het hier om gaat is een goede vormgeving van anticyclisch begrotingsbeleid. Nu is het een kunst om de economie op een goede manier te stimuleren. Wie verstandig is, probeert de extra uitgaven bijvoorbeeld zo veel mogelijk te koppelen aan extra investeringen. Want wie investeert, die heeft nog wat, ook als het feestje over is. Er ligt dan bijvoorbeeld een goede brug, of een goede weg, of andere infrastructuur. Dit soort zaken creëert niet alleen werkgelegenheid op het moment dat ze worden gemaakt, maar helpen ook later nog om de economische activiteit te stimuleren.
Opgave
Net zoals verstandig uitgeven een kunst is, geldt dat ook voor verstandig bezuinigen. Elke huismoeder kan dit beamen, maar daarmee wordt het natuurlijk niet minder lastig. Het blijft een opgave, ook voor de nieuwe regering. Het CPB heeft berekeningen gemaakt waarbij circa 20 miljard euro bezuinigd moet worden. En de winnaar van de verkiezingen, de VVD, heeft deze boodschap goed begrepen en ‘eist’ daarom ook stevige bezuinigingen. De Groningse econoom Flip de Kam heeft onlangs nog eens uit de doeken gedaan dat dit bedrag met de nodige onzekerheden is omgeven. Hij denkt dat het te laag is. Over het precieze getal valt te twisten, maar dat er iets moet gebeuren is duidelijk.
Belangrijk is dat bezuinigingskunst niet omslaat in bezuinigingskoorts. Koorts heeft iets te maken met ziekelijkheid, kunst vooral met vakmanschap. Bij vakmanschap worden baten van bezuinigingen steeds goed afgewogen tegen de kosten ervan. Wie koorts heeft kijkt vooral naar bedragen, zoals een boekhouder kijkt naar de bedrijfskosten.
Wie bijvoorbeeld naar de voorstellen kijkt die eerder zijn gedaan tijdens de brede heroverweging ziet dat er een aantal voorstellen is dat heel vaag en algemeen is geformuleerd en waarvan het maar helemaal de vraag is of ze gaan opleveren waarvoor ze worden ingeboekt. Daar kun je het in coalitieonderhandelingen misschien snel over eens worden, maar je weet dan in feite niet wat er is ‘binnengehaald’. Daarnaast is er een heel scala van voorstellen die concrete keuzes impliceren, met daaraan gekoppeld ook concretere bedragen. Vooral daar moet het over gaan in het dossier economie van de coalitieonderhandelingen.
Economen zijn geneigd om bij overheidsuitgaven op drie dingen, of liever gezegd drie functies, te letten: de allocatiefunctie, de stabilisatiefunctie en de verdelingsfunctie. Bij de eerste functie gaat het om de samenstelling van de economische activiteit (willen we onderwijs of een Betuwelijn?). Bij de laatste gaat het om de inkomensverdeling (de verdeling van de lasten naar draagkracht).
Timing
Wat me opvalt is, dat er nogal wat bezuinigingsvoorstellen zijn die de eerste en de laatste functie raken. Ik verwacht dat in het debat de discussie echter heel sterk over bedragen en verdeling (functie 3) zal gaan. Maar het punt van de stabilisatie van de economie mag op dit moment niet worden onderschat en dat dreigt een beetje te gebeuren. De timing is heel erg belangrijk, zeker nu het economisch herstel in Europa nog zo fragiel is.
Jozef begon de korenschuren toch ook niet te vullen toen de graanopbrengsten nog slecht waren? Dat laatste zou immers meer van koorts dan van kunst hebben getuigd.
De auteur is universitair docent aan Wageningen Universiteit. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl