Olie vegen op het water
De olieramp in de Golf van Mexico verhit de gemoederen in de Verenigde Staten flink. Bestaat er geen mogelijkheid om de olie tijdig te ruimen? Gert Kampers, directeur-eigenaar van Koseq, weet zeker van wel. „Hadden ze zes veegarmen van ons bedrijf gebruikt, dan was er nauwelijks olie aangespoeld op de Amerikaanse kust.”
Kampers is niet onder de indruk van de Amerikaanse manier van oliebestrijding. Met een scherm aan een paar drijvers proberen ze de olie bij elkaar te houden. Vervolgens laten ze met een kraantje vanaf een schip een skimmer –een soort zinkputje– zakken, die de olie uit het afgeschermde stuk probeert weg te halen.
„Zo zijn ze met ongeveer 560 scheepjes bezig als Batavieren met een schepnetje. Hun schermen houden bovendien nauwelijks olie tegen. Bij grote rampen als deze red je het daar niet mee. Elke dag lekt zo’n 8000 tot 11.000 kubieke meter tamelijk lichte olie de Golf van Mexico in, waarvan de Amerikanen slechts een fractie verwijderen”, zegt Kampers.
„Met zes veegarmen is die hoeveelheid binnen zeven uur te verwerken. Als de Amerikanen Koseq er vanaf het begin bij hadden betrokken, hadden we het op ons gemak kunnen bijhouden, met twee vingers in de neus, en was er nauwelijks olie aangespoeld op de Amerikaanse kust.”
Schepen die uitgerust zijn met het systeem van Koseq (Kampers oil spill equipment) kunnen binnen vijftien minuten bedrijfsklaar zijn. Een hydraulisch systeem hangt de veegarm van 15 meter lang, met een veegbreedte van 12 meter, in het water onder een hoek van 60 graden langzij. De veegarm verzamelt de olie bij het schip. Daar is een skimmer geplaatst, die de olie opzuigt.
„Met de olie komt ook een derde water mee. We laten de opgezogen drab twintig minuten bezinken in een tank. De olie gaat drijven en het water pompen we terug de zee in, voor de veegarm, zodat we de per ongeluk meegepompte olie alsnog kunnen verwijderen uit het water. Elke arm schraapt per uur netto zo’n 250 kubieke meter olie weg.”
Olie bestaat uit verschillende fracties, legt Kampers uit. De lichte delen verdampen na verloop van tijd, zodat de olielaag steeds zwaarder wordt en onder water verdwijnt. Deze fractie spoelt ten slotte aan op de kust en bedreigt er de ecosystemen.
„Bij Mexico is sprake van tamelijk lichte olie. Vanwege de vluchtigheid van de lichte delen en hun vlampunt, dat beneden de 60 graden Celsius ligt, moeten onze apparatuur en de schepen absoluut vonkvrij zijn”, benadrukt Kampers. „In 98 procent van de gevallen hebben we te maken met zware olie. Het vlampunt ligt dan boven de 60 graden.”
Kampers stelt dat de Amerikanen al twintig jaar van het bestaan van de veegarmensysteem op de hoogte zijn. „Hun kustwacht is zeker drie keer bij Koseq geweest. De noodzaak om ze aan te schaffen, ontbrak toen. Maar nu de nood aan de man is, schreeuwen ze moord en brand.”
Bovendien moeten de Amerikanen erg wennen aan het vragen om hulp, stelt Kampers. „Ze kunnen naar de maan en naar Mars, maar op het gebied van oliebestrijding zijn de Verenigde Staten een ontwikkelingsland.”
Een woordvoerder van Rijkswaterstaat bevestigt dat de veegarmen van Koseq op open zee de geschiktste methode zijn om olie te bestrijden. „We zijn absoluut goed te spreken over de veegarmen.”
Anderzijds zijn de skimmers die de Amerikanen gebruiken volgens Rijkswaterstaat wel goed bruikbaar in havens en in moeilijk bereikbare gebieden zoals moerassen. „Als er echter dikke olie op open zee drijft, kun je met veegarmen in korte tijd veel meer verwijderen. Dat hebben we onder meer laten zien toen we met onze schepen de Arca en de Rijndelta met veegarmen van Koseq voor de Spaanse kust olie hebben geruimd van de gezonken tanker Prestige in 2002.”
Zes veegarmen van Koseq met hydraulische aggregaten en oliepompen van Mariflex hebben inmiddels hun weg gevonden naar de VS. Ze zijn afkomstig van Rijkswaterstaat, omdat Kampers de veegarmen alleen op bestelling maakt. „Onze voorraad is nul en onze capaciteit is vier armen per week.”
Het bedrijf bouwt momenteel zes extra veegarmen. „Als de Amerikanen met een grote opdracht komen, wil ik er graag een paar op voorraad hebben.”
Met de oprichting van Koseq USA probeert Kampers in te spelen op de verwachte vraag uit de VS. „Normaal gesproken hebben we twee tot drie opdrachten per jaar.
We liepen wereldwijd alle beurzen af met de veegarmen. Maar nu gaat het vanzelf. Bedenk bovendien dat er 4500 olieplatformen voor de kust van de VS liggen. Dan moet daar dus een markt voor ons zitten.”
Kampers weet dat Amerikaanse journalisten met vliegtuigen en helikopters het olieruimen met de veegarmen zullen volgen. „Als ze zien dat het werkt, zullen ze de regering-Obama verwijten maken dat die de veegarmen niet eerder heeft aangeschaft.”
Tot windkracht 6
Kampers Scheepskonstruktie –een bedrijf dat al sinds 1872 bestaat– bedacht in 1970 een systeem om olie te kunnen ruimen op zee. „Dat deden we samen met Rijkswaterstaat, die alle materiaal voor ons heeft getest.
We hebben de video’s ervan uitgebreid geanalyseerd. En op basis daarvan hebben we nu veegarmen die goed werken tot windkracht 6”, aldus uitvinder en directeur Gert Kampers.
De veegarmen leidden tot 2002 een tamelijk marginaal bestaan, omdat Rijkswaterstaat vrijwel de enige klant was.
Het zinken van de lekke olietanker Prestige voor de Spaanse kust –waarbij zo’n 50.000 ton olie in het water terechtkwam– bracht daar verandering in.
De EU richtte na de olieramp het EMSA (European Maritime Safety Agency) op, dat langs de Europese kust apparatuur heeft geplaatst om een olieramp snel te lijf te kunnen. Een van de belangrijkste leveranciers daarvan was Koseq, het bedrijf waarmee Kampers in 2002 startte.
Sinds die tijd heeft Koseq veegarmen geleverd aan landen langs de hele Europese kust, en aan landen als Vietnam, Brazilië, Iran en India. Niet alleen grote veegarmen van 15 meter lang, maar ook kleinere exemplaren.
„Het is inmiddels bewezen dat alleen onze veegarmen echt werken”, stelt Kampers. „Sindsdien rust het EMSA elk jaar één tot drie schepen uit voor de oliebestrijding met materiaal van Koseq.”