De kolenboer en de ober
Nee, hij was geen familie. Het scheelde een letter r: Van de Graaf en niet Van der Graaf. Van 1923 tot 1928 was Dirk Jan van de Graaf predikant in hervormd Ridderkerk. Aangezien schrijver dezes van jaargang 1937 is, heb ik hem daar niet meegemaakt. Mijn vader was echter aan hem verknocht en met hem bevriend geraakt en heeft kennelijk zo veel over hem verteld, dat veel in mijn geheugen is gaan beklijven. Kort getypeerd: een bevindelijke prediker, met een beeldende prediking, gevat en met een sterk gevoel voor humor. Met schaken als hobby.
Vijfmaal is ds. Van de Graaf door zijn zwager ds. I. Kievit bevestigd: in Nieuwpoort, Raamsdonk, Ridderkerk, Ede en Schoonhoven. Na Schoonhoven diende hij nog de gemeenten Vinkeveen, Leerbroek en Wijngaarden (als bijstand).
In Nieuwpoort kregen de koster en de organist dansles. Op voorstel van de pastor besloot de kerkenraad een verbod uit te vaardigen. Een muziekleraar schreef een kritisch artikel in de Schoonhovense Courant. Het ging hier om „ordelijk dansen.” Ooit werd beweerd dat fietsen „hellewagens” waren en vrouwelijke fietsers „de lichtzinnigste wezens op aarde.” Dat zegt nu niemand meer. Zo zou ook het oordeel over dansen op den duur wel wijzigen.
In Ridderkerk protesteerde in 1927 de hervormde kerkenraad tegen festiviteiten rondom een landbouwtenstoonstelling en stelde ds. Van de Graaf, samen met zijn gereformeerde collega ds. B. Wentsel een „getuigenis” op, waarin de bevolking werd opgeroepen de tentoonstelling niet te bezoeken. Op de dag zelve moesten koningin Wilhelmina en haar gemaal vanwege overvloedige regen in een modderpoel rondrijden. Het hoofd van de koningin was bovendien in watten ingepakt vanwege aangezichtspijnen. De dag viel in het water. Ds. Van de Graaf kreeg de schuld, omdat hij in de zondagse voorbede Gods „ongenoegen” had afgebeden.
In Ridderkerk kantelde Van de Graaf van antirevolutionair naar staatkundig gereformeerd. Hij bracht het tot hoofdbestuurslid. Toen hij ooit ds. G. H. Kersten de Singelkerk liet zien, vroeg deze hem of hij daar alles mocht zeggen. „Alles, ik mag de volle raad Gods verkondigen.” Blijf dan maar waar je bent, want dat durf ik niet te zeggen, antwoordde ds. Kersten.
In Vinkeveen voegde iemand hem toe dat een dominee (hij dus) naar zijn schapen moest omzien. „Dan moet ik bij jou niet wezen”, repliceerde de dominee. Waarom niet? „Omdat er in de regel meer bokken dan schapen zijn.”
Twee dingen uit mijn herinnering. Als dertienjarige puber maakte ik met mijn vader de begrafenisdienst mee in de kerk van Wijngaarden. In het naburige Sliedrecht was ds. C. den Boer net predikant geworden, maar een aantal mensen zette echter de plaatselijke evangelisatie voort. Van de Graaf zei: „Och, een auto heeft een uitlaatpijp nodig voor de afvalgassen.”
Een beeld uit zijn prediking. Een kolenboer was van beroep veranderd en ober geworden. Zijn beroete kiel had plaats gemaakt voor een smetteloos wit jasje. Wie het vatten kan…