„Wycliffe moet bij de les blijven”
AMSTERDAM – Wycliffe Bijbelvertalers Nederland bestaat veertig jaar en dat mocht vrijdag gevierd worden. Maar de organisatie moet wel bij de les blijven. Sommige Bijbelvertalingen worden zelden of nooit gebruikt.
Op een symposium aan de Vrije Universiteit in Amsterdam namen de Bijbelvertalers een voorproefje op de jubileumbijeenkomst, vandaag in Utrecht. In vier lezingen kwamen allerlei aspecten van het werk aan de orde en werd duidelijk dat Wycliffe nog altijd bloeit. De lezing van dr. Sake Stoppels was –in overleg met de organisatie– echter opvallend kritisch.
Dr. Stoppels, universitair docent kerkopbouw aan de Vrije Universiteit, gaat zelf een aantal maanden per jaar naar Papoea Nieuw-Guinea, waar zijn vrouw werkzaam is voor Wycliffe. Daar merkte hij dat sommige Bijbelvertalingen zelden of nooit gebruikt worden.
De oorzaken daarvan zijn waarschijnlijk divers, aldus dr. Stoppels. „In de eerste plaats hóórt lezen soms gewoon niet bij de stamtaal waarin een Bijbel vertaald is. Vergelijk het met het Gronings: je spreekt het wel, maar schrijven en lezen doe je in het Nederlands. Zo wordt in Papoea-Nieuw-Guinea ook veel meer gewerkt met een bepaalde handelstaal en het Engels.”
Een andere reden is waarschijnlijk dat de Bijbel te veel „geïsoleerd” is, volgens de universitair docent. „Het lezen van de Bijbel vraagt veel en heeft een toeleidend leestraject nodig. Vaak heeft een stam echter maar heel weinig en eenzijdig materiaal in de eigen taal, waardoor het lezen niet gestimuleerd wordt. Eigenlijk zouden de Donald Duck en streekromans vertaald moeten worden, om zo het lezen aantrekkelijker te maken.”
Wycliffe moet ervoor oppassen niet te „eenzijdig” te zijn, zo stelde dr. Stoppels. „Wij hebben vaak behoefte aan mooie verhalen, met veel aandacht voor het aantal Bijbelvertalingen dat afgeleverd wordt. Maar de weerbarstigheid van het werk moet niet weggedrukt worden. Anders wordt onze missie een mythe.”
Al met al zou het volgens de docent kerkopbouw goed zijn om het visiedocument voor 2025 nog eens kritisch tegen het licht te houden. Daarin is onder andere verwoord dat in 2037 begonnen moet zijn met de laatste Bijbelvertaling. Dr. Stoppels: „Misschien is het op veel plekken wel helemaal niet nodig om een Bijbelvertaling te maken. Het gaat erom dat Bijbelvertalingen integraal gebruikt gaan worden. Impact op mensenlevens, dáár was het om begonnen.”
John Watters, voorzitter van het bestuur van de veldorganisatie van Wycliffe, vertelde in een lezing dat verdwijnende talen voor Wycliffe tegenwoordig een „specifiek aandachtspunt” zijn. In het jaar 2100 zullen veel talen verdwenen zijn, waaronder ook talen waarin Wycliffe nu aan een Bijbelvertaling werkt. Toch is dat geen reden om het werk te stoppen, aldus Watters. „De vertalingen worden in ieder geval nog twee of drie generaties gebruikt. Bovendien weet je nooit precies welke talen zullen verdwijnen.”
Vertaalcoördinator Lénart de Regt liet aan de hand van een aantal vertaalproblemen zien welke rol vertaalprincipes spelen. De tegenstelling is vaak niet zozeer of er ”letterlijk” of ”vrij” vertaald moet worden, maar meer of er ”exotiserend” of ”equifunctioneel” vertaald moet worden, aldus De Regt. „Bij een exotiserende vertaling geef je de lezer als het ware het gevoel dat de Bijbel in eerste instantie níét voor hem is geschreven. Het tegenovergestelde daarvan is dat je de lezer het gevoel geeft dat hij geen vertaling leest, maar direct aangesproken wordt.”
Als er in Markus 6:5 staat dat Jezus „geen wonder kon doen”, is het volgens De Regt niet acceptabel om daar omwille van islamitische lezers van te maken dat Jezus „ervan afzag een wonder te doen.” „Volgens de Arabische vertaler moest Jezus, als Hij God was, toch almachtig zijn en altijd wonderen kunnen doen. Maar dan vermeng je dogmatische veronderstellingen met eerlijke vertaalarbeid.”